Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6257. 1643 juni 13. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick vinde de excuse van Van MedeGa naar voetnoot2 zeer redelijck. Wij zullen zien off d'Engelschen wat couragie zullen nemen, dewijle de zaecke[n] van den coning, naedat sijne Majesteit wapenen ende buscruit ontfangen heeft, beter gaen. Wij zullen zien wat antwoorden de cleine provincië[n] zullen geven op den voorslagh van de grooten.Ga naar voetnoot3 De interesten ende desseings zijn verscheiden. Neef zal mettertijd zien wat hij gedaen heeft dat hij in 't lant zoo sterck gelaeten heeft een hoop volcx die hem niet en beminnen. De coninginne-regente ende den hertogh van Orleans zijn wonderwel te samen, maer den hertogh van Orleans spilt veel gelds ende daerom heeft veel van doen ende de beurs van 't rijck is ledigh; men zeit den cardinael weinigh voor zijn overliden op verscheide billetten dertich millioenen heeft getrocken.Ga naar voetnoot4 Mijnheer den prins van Orangie heeft goede occasie om wat te doen ende zal die niet verzuimen.Ga naar voetnoot5 De excuse van het parlement van EngelantGa naar voetnoot6 toont dat die luiden nae de gratie van zijne Hoocheit niet veel en vragen. 13 Iunii 1643. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 12 [sic] Juny 1643 uyt Paris. |
|