Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5508. 1641 december 16. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Tot Coningsbergen werdt den jongen furst van NieuburghGa naar voetnoot2 verwacht; men presumeert een huwelick met de suster van den churfurst.Ga naar voetnoot3 Daer sal oock van Weenen eenen commissarius comen, genaemt doctor Gebhart,Ga naar voetnoot4 omme te versoecken door interpositie van den keyser de restitutie der innegetrocken goederen van den verstorvenen ouden grave van SwartsenburghGa naar voetnoot5 voor sijne naegelaeten kinderen, daer men weinigh nae luysteren sal. Daer wordt bijgevoegt omme den churfurst met eenen tot constantie te animeren. De Deensche armee sigh ontrent Hamburgh onthoudende ende sterck 8 à 9000 man, soo te voet als te paerde, ligt aldaer nogh stille ende sijn de geconfedereerde armees bij Sarstede opgebroocken ende gemarcheert nae Hannover ende Sel, waerontrent sij sich geconjungeert hebben met de trouppes van den heer gen.al Torstenson,Ga naar voetnoot6 om gesamender hand de keyserschen - die met verlies van volck voor Göttingen sijn opgebroocken ende, naedat sij Einbeck ende Alfelt besettet, niet verre van Erfurt sigh met de HatzveldischeGa naar voetnoot7 geconjungeert ende alles daerontrent, om de onserige de vivres te benemen, vernielt hebben - soo doenlick tot bataille te gaen constringeren. Van Ceulen word geaviseert dat den gen.al Hatzvelt geschreven heeft dat hij de belegeringe voor Erfurt door gebreck van nootsaackelijcke requisitiën niet en heeft connen voortsetten, ende hadde dieshalven versocht assistentie soo van den bisschop van WirtsburgGa naar voetnoot8 als andere, omme de belegeringe te connen continueren. Van de Goslarische tractatenGa naar voetnoot9 heeft men dat, alhoewel de keysersche deselvige alrede verre hadden gebracht ende ijverich voortgeset, inwilligende aen de huyse Bruinswijck ende Lunenburg niet alleen de neutraliteit, maer oock de gevorderde Hildesheimsche fructus perceptos, met presentatie dat aen haer eewiglijck soude verblijven de graefschappen Homburg ende Eberstein, soo is 't nochtans dat, terwijlen den veltm.al Torstenson naedert, daeraf te minder wil vallen, doordien de hertogenGa naar voetnoot10 van Hildesheim sigh alrede hebben laeten verluiden dat sij aen haerder zijde aen volck ende behulp nae haer vermogen den geconfedereerden ten besten alles willen bijbrengen ende haere partije behartigen. Van de vredenstractaten te Hamburg en hebbe niet weiders vernomen als ick u Ex.tie voor | |
acht dagen geschreven hebbe.Ga naar voetnoot11 Alhier heeft den heer churfurst paltsgraefGa naar voetnoot12 bij de heeren Staten Generael laeten aenhouden om paspoorte voor degeene, die sijne churf. D.t tot de aenstaende vredenstractaten versenden wil; mede begeert, dat de voorss. heeren Staten souden willen helpen bevorderen, dat soowel de churf. digniteit als derselver landen in behoorlijcke consideratie mochten genomen werden. Waerop geantwoort is dat men tot nogh toe niet en wiste, of ende wanneer de tractaten haeren voortgang souden nemen; dat sij nogh selfs de daertoe gehoorige paspoorten niet ontfangen en hadden ende soo haest deselve daervan verseeckert souden wesen, sich op alles souden resolveren. Hiermede verblijve, mijnheer, u Ex.tie dienstwilligste. | |
Haage, 16 Xbris 1641.
De poste wt Vranckrijck is op desen avond nogh niet aengecomen, aparent door den sneew ende quaet weder belet wordende. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Dec. En in dorso: ...Ga naar voetnoot13 |
|