Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5357. 1641 september 9. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Saterdach ontrent den middach is sijne HoocheytGa naar voetnoot2 ende het leger den heelen dach ende des Sondaechs met contrari wint voorbij Dordrecht van boven commende gepasseert. Mijn opinie is, daer veel verstandyge mede accorderen, dat dien tocht geschiet meer om Vranckerijck contentement te geven als yet voor den staet te exploitteren, 't en ware een belegerynge, gelijck eenyge meenen, viel voor Santvliet. In Vlaenderen oordeel[t] men niet is te doen, alsoo de trouppe van Fontaine,Ga naar voetnoot3 die boven het hooft heeft geboden, tijdelijck sal commen om Vlaenderen te bewaren, dat de wateren te bate heeft, waerom somyge meenen Vranckerijck, indien het de saecken conde begrijpen gelijck die sijn, meer ve[r]lichtynge door onse macht boven als in Vlaenderen soude hebben gevoelt. Maer de meenynge is het leger tot actie sal commen, dat geen off weynich apparentie heeft, sijnde het leger swaeck met veel siecke ende wel 27 compangiën paerden met drieduysent voetvolck onder graeff HenderickGa naar voetnoot4 van Noorthollant boven gebleven, daer men de frontieren niet heeft mogen ontbloten, des keysers volck, die Dorsten belegeren, soo sterck daerontrent sijnde. Mogelijck dat die troupe, die graeff Henderick comman- | |
deert, tot secours van deselve stat sal helpen, hetwelcke licht soude gebeuren, indien de lantgravinneGa naar voetnoot5 een corps maecken kon. Maer dat werk op den naem van desen staet bij de hant te nemen heeft grote insichten. Het heeft apparentie dat de geünieerde door de victorie, daer uEd. de particulariteyten uyt sijn soons schrijvenGa naar voetnoot6 van sal verstaen, sijnde versterckt, den keyser geswackt, eenych volck sullen connen missen, dat goet ware, want de lantgravinne, soude sij haere quartieren bewaren, haer volck onderhouden, diende die plaetse niet te missen ende voor ons souden sulcke buyren geen gerustheyt geven. Dat de gedeputeerde van desen staetGa naar voetnoot7 met den conynck van Denemarckens commissaris[s]enGa naar voetnoot8 tot Staden souden sijn verdragen segt men mij, maer ick hebbe daervan niet seeckers, gelijck ick niet en doen van de doot van den cardinael-infante,Ga naar voetnoot9 die bij eenyge soo verre wert gelooft, dat sij daerop willen wedden ses tegens een. Aen het arrivement van de vlote van Terra FermaGa naar voetnoot10 twijfelen de coopluyden niet ende seggen die heeft gebracht vier millioenen voor den conynck ende behalven de coopmanschappen twee voor de coopluyden. Den heer JoachimiGa naar voetnoot11 is hier. De roine-mèreGa naar voetnoot12 wacht tot Douveren - immers soo doet men ons geloven - op een pasport van den cardinael-infante om door sijne landen te nemen den wech naer Ceulen, maer het heeft apparentie wij die alle uyre hier hebben sullen, eerder als wij die sullen quyt werden. Ende die apprehentie geven ons de advysen van hare swackheyt, die sij in Engelant oordeelen te groot is om de reyse tot Ceulen te doen, die licht op den wech sal verswaren ofte verswaert gehouden sal werden, indien lust heeft tot Utrecht ofte Aernhem te subsisteren, waer niet als groote cost ende ondanck aen vast is. Den graeff van ArondelGa naar voetnoot13 comt met hare M.teyt over met meenynge om met sijn huysvrouw,Ga naar voetnoot14 die hier gisteren passeerde, naer Italiën te gaen. Den gemelten graeff segt men mij, van het parlement, daer hij garen den titel van hertoch van hadde becommen, niet wel te sijn gecontenteert ende oorloff te hebben gecregen om drie jaren uyt het rijck te mogen absenteren. Het faveur bij den conynck van Engelant aen den grave van EssexGa naar voetnoot15 bewesen beneemp het parlament het vertrouwen van sijn persoon niet, aen wien sij in absentie hebben gegeven het cappitainschap-generael, bij wien in effecte soude wesen de macht bij den conynck aen ses heerenGa naar voetnoot16 vertrout. Het vertreck van den conynck hadde het parlament garen beleth ende, dewijle den conynck sooseer daertoe is genegen geweest, vallen bedencken off den conynck met de Schotten, die veele gebreckelijck sijn toe te geven, hem bij haer, daer hij altijt menschen genouch toe vinden sal, meent te verstercken om met haer hulpe sijn autoriteyt in Engelant te redresseren. RhooGa naar voetnoot17 hout men dat naer Weenen gesleept sal werden ende, soo lange den conynck met het parlament niet eens en sijn, vreesen de keyserse niet dat uyt Engelant yet comen | |
sal voor den Pals. S(oo) discoureerde MalevezziGa naar voetnoot18 te Sedan tegens een die mij het heeft verhaelt. Deselffde, die dat van Malevezzi hoorde, heeft buyten twijfel, dat den grave van Soissons van een van sijn guardes was doorschoten ende dat den gemelten grave, omdat hij wist dat Bouillon apart handelde, sijn dessein te vrouger hadde in het werck gestelt, soodat Bouillon de dienaers van Soissons geen contentement heeft gegeven ende hier sijnselven gedepouilleert sal vinden van alle sijne staten, sijnde het gouvernement, soo men mij segt, alreede gegeven aen den grave van Solms,Ga naar voetnoot19 sijn regiment aen den viconte van Mancheau.Ga naar voetnoot20 Den heer van BrederodeGa naar voetnoot21 wacht in Zeelant op de comste van de roine-mère. Desen 9 Sept. 1641.
De lantgravi[n]ne soude buyten haer troupes, die sij bij de ha(nt) heeft, drieduysent voetknechten connen versamelen; conde daerbij gevoucht werden tweeduysent ruyters van de geünieerde, soo soude sij met secours van desen staet, dat ick meen haer niet soude werden geweygert, Dorsten connen salveren, dat niet dient verloren te gaen. De doot van de cardinael-infante wert meer ende meer geconfirmeert. Den keiser heeft de amnestie doen in 't druck geven,Ga naar voetnoot22 sonder dat den churfurst PalsGa naar voetnoot23 daerin is begrepen. | |
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coningin[n]e ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. In dorso schreef Grotius: 9 Sept. 1641 N. Reigersberg. |
|