Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5346. 1641 september 2. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick hebbe nu in Den Hage weder arriverende gevonden de vermiste brievenGa naar voetnoot2 ende in Zeelant sijnde ontfangen alle die uEd. mij daer heeft geaddresseert, daervan den lesten is van den vierentwintychsten Augusti,Ga naar voetnoot3 die mij Saterdachmergen daer is behandycht. Bedancke uEd. van alle deselve neffens mijn excuse dat uEd. op alle geen off weynych antwoorde heeft gehadt ende oock jegenwoordych niet hebben en sal, overmits ick niemant hebbe connen spreecken. Sijn HoocheytGa naar voetnoot4 heb ick op wech uyt goeder hant verstaen dat met het leger noch is ontrent Gennip ende voor Woensdach niet sal delogeren. Seven regimenten blijven onder het commandement van graeff HendrickGa naar voetnoot5 in de bovenquartieren, de reste van het leger gelooft men dat beneden gaet, daer Vrankerijck door diversie meer voordeel naer apparentie als desen staet mede sal doen, 't en ware den conynck een intocht conde doen ofte yet notabels voornemen. Maer den tijt van het jaer loopt verde ende een weynych regen maeckt de wegen in dat vette lant onbruyckbaer. Voor Dorsten wert gevreest ende souckt Picolomini met het innemen van cleyne plaetsen in het lant van Brunswijck de geünieerde van voor Wolfenbuttel te trecken, dat noch lange | |
tegen soude connen houden. Van de handelynge van StadenGa naar voetnoot6 verwacht men weynych succes. Den ambassadeur RhooGa naar voetnoot7 gheeft hope van prins Robbert mede te brengen. Den oostenwint heeft de comste van de roine-mèreGa naar voetnoot8 eenyge dagen beleth. Twee jachten hebben al acht dagen voor mijn vertreck uyt Zeelant hare M.teyt verwacht om die uyt de Engelsche scepen over te nemen ende den Rhijnstroom op naer Ceulen, daer men hier gelooft dat sij hare residentie nemen sal, te brengen. Mevrouw de princesseGa naar voetnoot9 hout haer gereet om die tot Dordrecht te ontfangen. Dat sijn de operatiën die de intimidatie aen hare ministresGa naar voetnoot10 gedaen heeft voortgebracht. Den conynck van Engelant was al naer Schotlant vertrocken, latende in plaetse van een viceroy, gelijck het parlament garen hadde gesien, seven regenten.Ga naar voetnoot11 Uyt het avancement bij sijne M.teyt gedaen aen Essex, die gestelt is in de plaetse van Pembrock,Ga naar voetnoot12 verlaten om een querelle met den soon van ArondelGa naar voetnoot13 in het parlament geformeert, oordeelt men dat den conynck degene die credyt hebben bij het parlament souckt met beneficie tot hem te trecken. Dat is den stijl van outs ende wert Prym,Ga naar voetnoot14 een van de belhamels onder de spreeckers, gedestineert tot het vicecancelierschap. Den conynck werpt de schult op den viceroy.Ga naar voetnoot15 Dat beleyt aen de eene sijde ende de oneenycheden onder soo veele hooftden aen d'ander sijde sullen (me)ttertijt den conynck avantagie geven. De scepen ende de gelichte troupes sijn met den ambassadeur van PortugaelGa naar voetnoot16 nevens een groote quantiteyt paerden voorleden Donderdach uyt dese landen vertro[c]ken ende hebben sedert gehadt, die noch continueert, een seer goeden oostenwint. De bewin[t]hebbers van de Oostindische Compangie niet wetende, wat vasticheyt sij hebben in het accort met de Portugysen, equiperen twintych scepen, versien boven het bootsvolck met een goet getal soldaten om, soo de vrede met de Portugysen niet wert onderhouden, hare victoriën te vervolgen ofte op de Castilianen andersints haer voordeel te soucken. Tot ambassadeur ordinaris bij de signeurie van Venetiën is gecoren onsen jongen neeff Vosbergen,Ga naar voetnoot17 selffs bij Hollant, alsoo niemant in eenych employ sijnde tot die staet pretendeerde. Den hertoch van Boullion ware garen in sijn gouvernement ende charges hier herstelt;Ga naar voetnoot18 | |
[pagina 485]
| |
Ga naar voetnoot18 dan daertoe is weynych genegentheyt ofte apparentie. Desen 2 Sept. 1641. | |
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 12 Aug. [sic]. En in dorso: 2 Sept. 1641 Reigersberg. |
|