Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5366. 1641 september 14. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Den prins van Orangië zal iet dienen te doen om Vrancrijck contentement te geven. Dorsten is in peryckel. Maer de comste van TorstensoonGa naar voetnoot2 met de nieuwe trouppes can licht de landgravinne van HessenGa naar voetnoot3 middel geven om iet daervoor te doen, in welcken gevalle ick gelove de Vereenigde Nederlanden mede wat zouden doen van terzijde, gelijck de Spaegnaerden voor den keizer hebben gedaen. De coninginne-moeder van VrancrijckGa naar voetnoot4 heeft haer logys geprepareert te Colen, maer veele meenen dat zij licht een pretext zal nemen om in Hollant te blijven, zoo zij kan. 't Is waer dat den coning van Engelant veelen d(ie) credyt hadden in het parlement, tot zich heeft getrocken door advancementen. (De di)scoursen die ick hier hoore, toonen mij dat men meent dat door het slepen van den tijdt den eertsbisschopGa naar voetnoot5 zal werden gesalveert ende dat de oneenicheden zoo in Engellant als in Schotlant vee(le) occasiën zullen geven aen den coning om zijne zaecken te herstellen. Portugal heeft de assistentie van Hollant hooch noodigh. 't Advys dat de Compagnie van Oost-Indi(e) neemt in haere zaecken, behaegt mij wel. Ick wensche de jonge neef VosbergenGa naar voetnoot6 geluck in zijn ampt. 14 Sept. 1641.
Wij verstaen dat het parlament van Engelant heeft een reces genomen van zes weecken om de pest; dat de Schotten tegen de Engelschen zijn vertrocken; dat het Engelsche leger noch subsisteert. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Sept. 1641 uyt Paris. |