Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5298. 1641 juli 27. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, De princen die te Sedan zijn, waermee men zeght dat haer vougen de hertogen van Vendosme ende La Valette,Ga naar voetnoot2 die men zegt te zijn in Vlaenderen, over de Elne zijnde gepasseert hebben verbrant vijf dorpen. Nae die tijdt hebben zij wat gerust, alzoo LamboiGa naar voetnoot3 van haer was vertrocken tot hulpe van Aire, alwaer de Fransoisen op eenige plaetzen mijnen hebben onder de vesten. De hoope van Lamboi is het Fransche leger de vivres af te snijden ende men zegt dat zeshondert carren bij hem zijn genomen. Maer ick meene deze tentative te laet comt ende dat Aire binnen corten tijdt moet comen in de Fransche handen. Lamboi had ontrent zevenduizent man off wat meer, maer wiessen dagelijcx. Den coning heeft begonst te handelen met den hertogh van Bouillon. 't Schijnt dat Mazarini nae Sedan zal gaen om dat af te handelen. Zoo dat can vallen, daer ick aen twijffele, zullen de andere geünieerde princen te cort comen. Den coning voucht zich na die quartieren. De trouppes van den marquis de Jevres,Ga naar voetnoot4 die nae de marescal de ChastillonGa naar voetnoot5 gingen, zijn daerom terugge ontboden. Ick meene oock van Chastillons leger zullen moeten volgen, blijvende een deel tot de bewaering van Champagne. Den hartogh van Lorraine heeft zich noch met de Sedaensche princen niet gevougt, maer zijne secretaris gezonden aen den coning tot voorslagh van nieuwe handeling, meenende dat den coning, uit vreze van arger, hem de neutraliteit zal laeten genieten, 'twelcke ick niet en gelove, nochte oock dat op hem oit eenigh vertrouwen zal werden genomen in Vrancrijck, alzoo hij met zijn vertoeven tegen belofte oorzaeck is geweest van de nederlage die den marescal de Chastillon heeft ontfangen;Ga naar voetnoot6 nochte bij de andere zijde, alzoo hij van beide zijde groote contributie ende vivres heeft getrocken, gevende hoope ende vreze aen beide zijde, gelijck eertijds den connestable de St. Paul.Ga naar voetnoot7 In Italië heeft den grave van HarcourtGa naar voetnoot8 becomen het casteel van Cueva in Piedmont bij den oorspronck van den Taner. Ende alzoo die plaetse niet verre en is van de zee, hoopen de Fransoisen daerdoor zout ende andere commoditeiten te becomen die haer zedert eenigen tijdt door de hostiliteit van Nizza waeren belet. Maer in Mondevis, bij de Fransoisen bezet, is eenigh volck van de Spaenschen ingecomen. Over Marseille comt wel eenige tijdingen van een nieuwe victorie van de Fransoisen ter zee bij Catelagne,Ga naar voetnoot9 maer over Narbone verstaen wij zulcx niet, maer wel ter contrarie dat veele vivres zijn ingecomen in Tarragone. De vloote die nae Portugael zoude gaen, is noch te Rochelle. Alle de advysen uit Turckië spreecken van grooter ende grooter wapening, 'twelck den keiser, nevens veele andere redenen, wel behoort te doen dencken om eene vrede. Tot Constantinople is den Persiaenschen ambassadeurGa naar voetnoot10 aengecomen. Den laetsten April is vandaer vertrocken de vloot van tweeëndeveertich galeien, eenendetzestich casiquen nae de Roode Zee. Den paus heeft groote questie met de Spaignaerds over eenig gewelt ten wederzijde geschiet bij Riete op de frontieren van Naples ende met de republique van Genua, die een bis- | |
schopGa naar voetnoot11 heeft gearresteert vanwegen eene excommunicatie tegen een pol[i]tycque officier ende haer ambassadeurGa naar voetnoot12 geroepen van Rome. Den 29 Julii 1641. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 27 Iulii 1641 uyt Paris. |
|