Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5299. 1641 [juli 27.] Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, UEd. gelieve alsnoch te dencken op de eerste bequaemheit om eens over te comen. De cracht van Sedan is seer gebroocken ende is apparent dat apart met d'een ende d'ander zal werden gehandelt. De reine-mèreGa naar voetnoot2 meene ick gewacht heeft nae tienduizent pondt sterlincx, 'twelck het parlement haer tot haere reise heeft gegeven. 't Affschaffen van de Sterrecamer ende Hoge Co[m]missie zijn al middelen om des coninx autoriteit in Engelant te besnijden. Ick hoore oock dat het accord bij het parlement van Engelant beraemt zoodaenigh is, dat het in Schotlant lichtelijck zal werden geapprobeert ende dat den coning derrewaert gaet. Men meent Aire binnen weinigh dagen Fransch zal zijnGa naar voetnoot3 ende men verwonder[t] sich dat Gennep zoo lang tegenhout. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot 1641. Noot mij tot overcommen. |
|