Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdBijlage no. 2 Bij no. 4150
| |
Daer is een bryef van nichte De GrootGa naar voetnoot1 aen j.or van NaeldwijckGa naar voetnoot2 geweest, dye daerop heeft geantwoord, doch hebbe den bryef door sustersGa naar voetnoot3 ordre alhyer gehouden tot haere overcomst. Ick ben nu wel onderrecht, dat de saecke van Louys de GeerGa naar voetnoot4 voor de vacantie sal afgedaen worden. Neef de WaelGa naar voetnoot5 gaet voor een dach of twee op het sluyten van den houwelijck nae Haerlem, sal daernae tot de voorss. saecke vaceren, waerom uE. wel sal doen van hem alhyer te laten vinden. Van de compartie ende reyse van Groeningen sal ick nyet schrijven, alsoo uE. daervan nu al moet geadverteerd zijn. Desen schrijve ick met groter haeste tot Rotterdam, daer ick bij seeckere occasie hebbe moeten wesen, mijselven hyermede in uE. ende derselver vryenden goede gratie beveelende, UE. bereytwilligen dyenaer
| |
Desen 1en Iunij 1639. | |
Adres: Eerentfesten hoochgeëerden wijsen voorsienigen heere M.r Niclaes Reigersberg, raedsheer in den Hogen Rade, ten huyse van den Reeckenmeester Reygersberg tot Middelburg. Port. In dorso schreef Van Reigersberch: Den Advocaet de Groot, den 1 Iunij 1639. Spierynck. |
|