Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4029. 1639 maart 21. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, De eere van de victorie ter zee is bij desen staet, het profijt bij de Spaense gebleven die, daer onse ontramponeerde scepen weder op de cust hebben connen worden gebracht, voorleden vrijdag acht dagen met achtien scepen het geëmbarqueerde volck wt Dunckercken naer Passage hebben gebracht, daervan de croone van Vranckerijck directelijck, wij indirectelijck den ondienst sullen gevoelen. Eenyge sijn van opinie deselve scepen met gelt ende volck met de eersten wederom herrewaerts commen, andere dat de oorloochscepen sullen werden gebruyckt om de Westindische vloten in behouden haven te helpen. Wat het Spaense secours in Brasiliën heeft verricht, hebben wij noch geen tijdynge. In Portugael equipeert men om nieuwe versterckynge derrewaerts te | |
senden ende hier sijn de bewinthebbers wt alle cameren in goet getal bijeen om met verdubbelynge van de helft van het capitael ende een notabel subsidie van den staet de compangie nieuw vigeur te geven, daertoe goede inclinatie ende apparentie is. ArtisoskyGa naar voetnoot1 hout men, dat als generael over de artillerie met een troupe van twee duysent mannen daer is gearriveert. Van eenych volck, dat wt Brabant soude gaen naer Engelant vernemen wij niet, hoewel men het oock daervoor hout, dat niet te hopen is, als extremitijt, daer men nochtans meent den conynckGa naar voetnoot2 sijn autoriteyt tegens de Scotten met groot gevaer door sal soucken te restitueren. De roine-mèreGa naar voetnoot3 heeft van de besoignes van den heer KnuytGa naar voetnoot4 seer cleyn contentement ende schijnt Vranckrijck, wt wat insicht weet ick niet, nu sachter tegens dien heer gaet, die peryckel liep, indien verder met vigeur ware gepousseert, van te renverseren, hoewel groot maintien vint bij mevrouw de princesseGa naar voetnoot5. Dat de saecken van den heer d'EstampesGa naar voetnoot6 sullen werden herstelt, geeft men ons impressiën door het credyt van den biscop van ChartresGa naar voetnoot7, die geseyt wert op vastenavont ende in de vasten de eere van mijnheer den cardinaelGa naar voetnoot8 heeft ontfangen van sijne Eminentie te mogen tratteren ende sal het weynych contentement, dat men over de handelynge met mevrouw de lantgravinneGa naar voetnoot9 soude mogen hebben genomen, seer versachten, indien, gelijck men wil geloven, hare Altesse wederom in wapenen comt, waertoe de opiniaterheyt van den keyserGa naar voetnoot10 int stuck van religie, de victorie van de generael BannierGa naar voetnoot11 tegens SalitzGa naar voetnoot12 ende de goede forces van den hertoch van WeymarenGa naar voetnoot13 veel souden connen contribueren, gelijck aen d'andere sijde de keyser spraecksamer werden sal wt vreese van den Grooten HeerGa naar voetnoot14, dewelcke den 24 December voorleden BagadetGa naar voetnoot15 met gewelt hebbende verovert nieuwe desseins tegens het Roomse Rijck sal connen formeren. In de particuliere handelynge tusschen den keyser ende de croone van Sweden schijnt den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot16 voort te willen gaen nietiegenstaende de aenmanyngen van Vranckerijck ende Sweden, willende soo veel tijts niet verliesen als nodych is tot het obtineren van een pasport van desen staet. Int lant van Cleeff houden de keyserse noch huys, ruineren seer de ingesetene, doch hout men seecker sij daer niet meenen te blijven, hebbende de plaetsen alleen met palissaden tegens een overval versien. | |
Het schrift van AmsterdamGa naar voetnoot1 loop[t] op de iustificatie van de proceduyren solverende de exempelen, die van Middelburg ende Utrecht werden geallegeert, dat de besendyng aen de Staten van Zeelant om Middelburg te induceren was gedaen, Amsterdam naer Utrecht op het versouck van de provintie met goetvinden van Hollant in iaer xGa naar voetnoot2 is gegaen om tot derselver intercessie bij den iegenwoordygen prins, die daer alsdoen voor lach, te spreecken. Het schrift sal ick sien dat uEd. selver crijgen mach, voorts sorgen dat uEd. saecken bij RotterdamGa naar voetnoot3 werden bevoordert, die ick dese weecke met mijne brieven nieuwe aenmanynge hebbe gedaen ende exc(use)re het uytstel op de absentie van drie van de hare, ende sal ick oock geven tot antwoerde van mijn voergaenden uEd. nader intentie .......... verricht sijn naer soo veel moyte voor ondanck. AelianoGa naar voetnoot4 sal ick uEd. redenen bekent maecken, die ick alsoo van dage niet hier ....................... hebbe connen spreecken, maer hebben sijne propoosten naer uEd. lesten gehouden mij geen seeckerheyt van subsidie hier conne(n geven) ende bij AristotelesGa naar voetnoot5 is noch niet toegestaen dat de ses maenden teffens ende promptelijck souden werden betaelt. (Indien) aldaer middel is om eer te werden geholpen, ofte int geheel ofte ten deele, soude van den wissel spreecken ende oock van [hetgene] uEd. n(och) soude competeren als daer goet is. ValeriusGa naar voetnoot6 transporteert hem met de woonstede in Felix'Ga naar voetnoot7 stat. Die van Emden n ... aen off door hulp van den staet onlast te werden van de lantgravinnen volckx inquartierynge ende siende niet werden geholpen, schijnt ......... wel ......... te slaen eenyge meenen op de ligue die den conynck van Denemarcken voordert. Desen 21 Martii 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, raet ende ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den alderchristelijckste Conynck. In dorso schreef Grotius: 21 Maert 1639 N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 29 Martij. |
|