Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4014. 1639 maart 12. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijnheer, Hier geeft men ballen ende ballets alwaer de Sweden, als oock den hertogh van WimarGa naar voetnoot3 met groote eere sijn gerepresenteert. Wij hebben hier wederom monsieur de GermainGa naar voetnoot4, een edelman van de coninginne van EngelantGa naar voetnoot5, dewelcke solliciteert, doch, soo ich meene, tevergeefsch, de comste van de coninginne-moederGa naar voetnoot6 in Vrancrijck ofte haer onderstant in Engellant, want de coninginne van Engellant laet de gedachten van haer overcomste vaeren siende, dat deselve hier niet heel aengenaem en soude sijn. Den marquys van JagrendorffGa naar voetnoot7 werdt hier bij den conincGa naar voetnoot8 wel onderhouden; gaet besoecken sijne cranke moederGa naar voetnoot9 te Basel ende voorts den hertogh van Wimar. In 't graefschap van Bourgogne connen de Fransoisen, soo sij op haer stuck letten, dit jaer groot voordeel te doen, alsoo den vijant het velt heeft verlaeten ende de steden Dolen, Grai, Bezanson groote duirte lijden copende 't pont broods voor vijf stuivers ende dat noch in groot gebreck van gelt. Den hertogh van Wimar is te Brisac ende monsieur De l'IsleGa naar voetnoot10 comt onverrichter saecke wederom. Alleen is te vresen, dat de Fransoisen niet wel tevrede sijnde de beurs voor den hertogh souden mogen sluiten. Doch de groote toerusting van den vijant hopen wij sal alle cleine onlusten doen vergeten. Zürich sterckt sich. 't Gelt, dat Vranckrijck aen de Switsers schuldigh was, is aen den ambassadeur MelianGa naar voetnoot11 gesonden, soodat men meent de Fransche lichtingen nu sullen voortgaen, hoewel den Spaensche ambassadeur don Diego de SarmientoGa naar voetnoot12 alle quaede impressie tegen de Fransoisen soect te geven. LeganesGa naar voetnoot13 solliciteert in Spaigniën om meerder volck hoorende dat den | |
coning veele trouppes sent nae Italie ende de hertoginne van SavoieGa naar voetnoot1 oock lichtinge doet omtrent Genève. Off denselve Leganes sijne belofte sal houden van binnen een corten tijd, die nu alledagh comt te exspireren (?), de Valteline te restitueren aen de Grisons, sal men sien. De Valtelinoiten schricken daer seer voor sijnde den haet soo groot, dat sij oock eenige Grisons hebben omgebracht. Den keiserGa naar voetnoot2 doet groote lichtinge in sijn eigens lant ende maeckt een grooten magasijn van vivres ende crijgsgereedschap bij Constanse. Men blijft arbeidende om de lac de Genève tot de lac d'Iverdun navigabel te maecken. Wij sullen hier al doen wat wij connen voor mijn heer den hertogh van Wimar. Ick com tot uwe Ed. aengenaemen brief van den 28 februariiGa naar voetnoot3. Van Schotlant verwacht ick niet goeds sijnde des conincsGa naar voetnoot4 autoriteit soo gequetst, dat deselve sonder macht niet en is te rechten. Off nu de Engelschen daer toe willigh sullen sijn - van de Ieren twijffele ick niet -, moet men sien. Ick wensche ValeriusGa naar voetnoot5 alle goeds. Hij heeft een harde tegenstrevelaerGa naar voetnoot6. De brieven, daar uE. van vermelt van een van SophiGa naar voetnoot7 houd ick een uitsteecksel te sijn van eenige luiden, die selve wel in alle saecken nae haere pijpen souden willen doen dansen. GrotiusGa naar voetnoot8 meent niet, dat de cancelierGa naar voetnoot9 hem moede is nochte oock, dat de eer van SwedenGa naar voetnoot10 soude toelaeten hem van VranckrijckGa naar voetnoot11 te trecken sonder eenen goed employ op andere plaetse. Maer soo men dat soude willen doen, weet hij wel raed met sichselve sonder SwedenGa naar voetnoot12 lastigh te vallen met onnutte tytels ende gagie. EngelantGa naar voetnoot13 ofte BrabantGa naar voetnoot14 sijn geen quade quartieren, opdat ick van andere niet en spreecke. Wij sullen sien, hoe d'heer d'EstampesGa naar voetnoot15 hier sal werden onthaelt. Men heeft het op hem niet geren. De continuatie van de autoriteit van KnuitGa naar voetnoot16 moet veelen iet onlustigh vallen, sed vana est sine viribus iraGa naar voetnoot17. | |
Ick hoop mijne soonGa naar voetnoot1 bij d'heer JohnsoonGa naar voetnoot2 sal sijn geweest. Hij meriteert het. In de saecke van RotterdamGa naar voetnoot3 bidde ick uEd. teneinde te volharden bedanckende deselve voor de groote moeite tot noch toe genomen. De victorie ter zeeGa naar voetnoot4 is goed voor het algemeen. Nopende de recerche jegens de personen, die men seit haere schepen tot den dienst van Spaignië geleent te hebben, is anders niet te doen dan den fiscael van HollantGa naar voetnoot5 te belasten, dewijle de saecke verjaert is, 't recht van de hoge overheit te bewaeren volgens de ordre van de justitie, want allerlei delicten comen bij verjaering aen het hoff. Soo uE. vint dat het subsidie haest sal geaccordeert ende betaelt werden, soo connen wij dat aennemen; soo niet, assignatie op de heer HeufdGa naar voetnoot6 doch verseeckert sijnde de wissel te genieten alsoff de betaeling in Hollant geschiede, opdat ick magh gelijck gaen met de heer CamerariusGa naar voetnoot7 die veel minder lasten draegt als ick. In de overgesonden reeckening is niet te veranderen. De dachgelden, soo ick die stel, sijn mij belooft bij mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot8 tot verscheiden maele, die oock tot dien einde een memorie, die ick daerop hadde ingestelt, nae hem heeft genomen. Ick moet, soo dicwaels ick buiten Parijs te hove gae, eerlijck tracteren die mij van 's conincxGa naar voetnoot9 wege geleidt, gelijcke andere ambassadeurs doen uitgenomen die van HollantGa naar voetnoot10, die sonder eeten t'huis comt, 'twelck geen reputatie en veroorsaect. Ick soecke de reisen niet ende gae noit dan bij expresse last van de coninginneGa naar voetnoot11 ofte door heel dwingende noodt meest om de saecken van den hertogh van Wimar te vorderen. Die van VenegiëGa naar voetnoot12 gaet wel driemael meer den coninc begroeten. Ick en steecke niet op van mijne gagie ende can oversulcx de reise op mijne costen niet doen. Altijd te Parijs te blijven soude mijnen lust wel sijn, maer den publycquen dienst laet dat niet toe. De maetroosen, die in scheepsdienst sijn gequetst, comen tot laste van het schip. Soo moeten oock bij de croon de costen gedraegen werden, die veroorsaect sijn door het ongeluck dat de mijnenGa naar voetnoot13 met mijn seer groot perijckel in den dienst van Swede comende van den coninck sijn overgecomen. Soo ick naeuw mijn proffijt sochte, soo soude ick in reeckening gebracht hebben de rouclederen bij mij gedaen maecken om den rouw van den landgraefGa naar voetnoot14 ende SavoierGa naar voetnoot15 gelijck andere | |
ambassadeurs hebben gedaen. UE. gelieve dese redenen aan d'heer SpierinckGa naar voetnoot1 te representeren. Van 'tgunt redelijck is af te wijcken can ick niet doen. Sijne Ed. recommandatie aen mijn heer den schatmeesterGa naar voetnoot2 can niet als goed doen. 't Is redelijck, dat Vrancrijck begeert, dat de Vereenigde Nederlanden wat treffelijcks doen voor het gelt tot dien einde belooft, ende twijffele niet, off daerop sal gelet werden soo veel doenlijck is. Wij hebben dese vastelavontdagen getraicteert den prinsGa naar voetnoot3, die uit Sweden hier is incognito, d'heer VicquefortGa naar voetnoot4, EuskerckenGa naar voetnoot5, Heufd met veele Sweden ende onder veele gesontheden die van de Staten-Generael niet vergeten. Ick bidde God om de Uwe. Tot Parijs, den 12 maert 1639. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer van Reigersberg raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 12 martii 1639. |
|