Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3136. 1637 juni 26. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, De tijdingen, die wij hier hebben, zijn van den 21 uit Bourgongie, dat hertogh BernhardGa naar voetnoot2 Romagne had weder becomen, Chamlit ende Autré op den vijant genomen; dat 's anderendaegs den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot3 met sijn volck verwacht wierd in de Franche comté door de Salines ende den hertogh van RouaenGa naar voetnoot4 met de sijnen door S.t Claude, soodat de Fransoisen, die haest courage nemen, hoopen binnen een maent de Franche comté in te hebben, daer ick aen twijffele. De brieven uit het leger van de cardinael de La Valette - 't welck hier werdt geschat op 16m te voet, 6m te paerd, tachtich stucken geschuts - van den 19 seggen ons, dat Landresis was geïnvestieert met mening van te belegeren ende 't en scheen tijdt Chasteau de Cambrésis geattaqueert bij den hertogh van CandaleGa naar voetnoot5. De boerencrijgh sijnde gesust in Perigort begint sich weder op te heffen in Quercy, Limousin ende ontrent Toulouse. Men vreest oock voor Montauban veele van de religie haere onlusten met de generale vermengende, van dewelcken wat contentementen te geven tegen veele onlusten aen monsieur de La ForceGa naar voetnoot6 werdt gegeven de qualiteit van duc et pair. Den graef van SoissonsGa naar voetnoot7 dese dingen siende treckt terugge van alle accoord, bewaert hemselve te Sedan ende geeft eenige last tot lichting. 't Gelt meent men te comen van Bruissel. Den pausGa naar voetnoot8 is wat becomen, maer de medecijnen meenen niet, dat hij is om lang te leven. De Spaensche beterden haere saecken om eer te crijgen nae haeren sin, 't welck misschien meer goeds dan quaeds soude doen. Aen den churfürst van TrierGa naar voetnoot9 werdt vrijheit belooft mids de schult leggende op Vrancrijck ende den eertshertogh LeopoldGa naar voetnoot10 nemende het coadjuteur ende doende bij 't capittel approberen de electie van den Roomschen coningGa naar voetnoot11. De Spaensche vloot in de Middellandsche zee van 25 groote schepen, soo | |
men ons schrijf ende twintich felucquen heeft haer ontrent de custen van Provence getoont, maer eenige Fransche coopvaerdieschepen daer tegen geschoten hebbende ende 't crijgsvolck terstont te landewaert comende tot secours sijn genootsaeckt te vertreckenGa naar voetnoot1. De Italianen vresen, dat de Spaegnaerden wel dese occasie mochten waernemen om haer van eenige haven in Italië als Savone ofte Porto SpecieGa naar voetnoot2 te verseeckeren. Die van Alger ende Biserta sijn oock sterck in zee ende de Toscaensche galeien houden haer te M. sima. De gedeputeerden van de GrisonsGa naar voetnoot3 ende die van de ValtelineGa naar voetnoot4 sijn te Milan in dispute (?), off de jurisdictie over de Valteline moet werden gerestitueert aen de Grisons ofte niet, sijnde sulcx niet claer besproocken in het laeste Insprucsche tractaetGa naar voetnoot5, maer, soo de Grisons seggen, mondeling belooft. Den gouverneur van MilanGa naar voetnoot6 seit al te willen te doen, dat het tractaet van MousonGa naar voetnoot7 - waertoe het Insprucsche relatyf is - medebrengt ende de saecken te willen stellen in den staet als die waeren, doe den hertogh van Rohan daer is gecomen, maer 't gunt daerbuiten gaet, dat sulcx in Spaignie moet werden versocht. De coninck van SpaignieGa naar voetnoot8 sal eenige Grisonsche regimenten nemen in sijnen dienst ende de forten, die geconserveert werden - want Mantello ende Riva sijn gedemolieert -, sullen uit het Spaensche gelt betaelt werden. Ick moet hier dese dingen noch bijvougen, die ick daernae verstaen heb: dat hertogh Bernhard heeft vijf duisent paerden, twee duisent man te voet, de HallierGa naar voetnoot9 vijf duisent te voet, achthondert paerden; dat het casteel van Cambresis is ingenomen bij de Fransoisen; dat Landresis niet lang en sal connen houden hebbende clein garnisoen, oock de eenige molen, die buiten de stadt was, verbrant sijnde. De plaetsen van Provence, voor dewelcke de Spaensche vloote haer heeft getoont, sijn S.t Tropais ende S.t Raphau. De Fransche Biscaijns hebben oock cleine haven in Spaensche Biscaie becomen, Langaries genaemtGa naar voetnoot10. De paus comende uit sijn siecte te Rome seide, dat hij daer weder was gecomen en destretto degli Spagnioli. 't Is seecker, dat Nisse de la Paille in het Montferrat bij de Spaigniaerden is becomen. Dit sijn de tijdingen van desen tijdt. | |
Nu come ick tot uE. vier brieven van den 26 MeyGa naar voetnoot1, 2Ga naar voetnoot2, 10Ga naar voetnoot3 ende 16 IunyGa naar voetnoot4, die ick genoech op één tijdt ontfange. Ick vinde, dat aen mij de wegh door de bode niet quaelijck en gaet recht uit; oock niet quaelijck door S.r HeufdGa naar voetnoot5. Aen uE. sal bijwijlen de wegh door S.r EuskerckenGa naar voetnoot6 bijwijlen andere volgen. UE. brieven sooveel noodigh ende den tijdt, die niet veel en mij toelaet, sal ick per saturam beantwoorden. Voor mijne kinderen ende posteriteit begeer ick geen andere fortuine dan die de croon van Sweden mij ende haer sal geven. Onder onbeleefde menschen ofte beesten wil ick haer niet stellen. Van dat van d'heer OosterwijckGa naar voetnoot7 houd ick voor seecker, dat ordre is geweest van SuennoGa naar voetnoot8, UffoGa naar voetnoot9, daer hij groot mede is, ofte MusGa naar voetnoot10. Vinde niet goed, dat uE. met hem daervan spreecke. Ick sal wel ordre stellen nae behooren. Maer verneemt sooveel mogelijck is ende adviseert mij nae uwe sinceriteit. De plaetse van advocaet van Hollant in dese tijden is gevaerlijck om de conscientie te bewaeren ende geen peryckel te loopen onder soo quaede guarands. 't Waer de pijne waert te weten, wat Suenno aen AertsholtGa naar voetnoot11 heeft geantwoortGa naar voetnoot12. Waer de saecke van den onthoofde gerepareert nae behooren, sooveel reparabel is, soude iemant op haer woort sijn hooft mogen avontuiren. Mijn conditie bij Sweden sal altijd beter sijn. De plaets bij Magogs soonGa naar voetnoot13 dient den mineGa naar voetnoot14 gantsch niet. Wat voor den andereGa naar voetnoot15 oorboir is, sullen de vrunden aldaer oordeelen. Ego ex littore non gubernoGa naar voetnoot16. Ick hadde aen Cimons manGa naar voetnoot17, doe die hier was, vorslach gedaen op de questie met Engelant: dat de ambassadeurs hierGa naar voetnoot18 aen den coningGa naar voetnoot19 ofte sijne ministers ofte den resident in HollantGa naar voetnoot20 aen mijnheer den prinsGa naar voetnoot21 het woord soude geven | |
van dit jaer de saeck te laeten rusten; dat men tot Hamburg een generael tractaet maeckende soude sorgen, dat voortaen de Vereenigde Nederlanden daervan ontlast soude blijven, in sulcke termen, die het gesustineerde ten eener ofte ten ander zijde niet en quetsten. Hebbe geseit, wat over meer als hondert jaeren met Engelant diesaengaende was getracteert, wat in Schotlant was gepasseert. Ick meene, hij HumingusGa naar voetnoot1 seer van doen hebbende aen hem hetselve sal hebben geopenbaert ende dat Uffo sal occasie gesocht hebben semet venditandi. Wilt wel vernemen. Daer is aen gelegen ende 't advys sien te becomen. De papieren van mijnheer den prinsGa naar voetnoot2 heb ick aen uE. niet derven addresseren, alsoo mij die door uE. niet en waeren gecomen. Aen TassyGa naar voetnoot3, die mij die gebracht heeft, heb ick deselve [doen] wedergaen; die moet daervan verantwoorden, 't welck te meer noodych waer, omdat alle de papieren, hoewel simple copyen sijnde mij waeren belast te restitueren. Met dat van Meurs ende ArlesGa naar voetnoot4 ende diergelijcke wil ick geen proffijt doen. 't Sal genoech sijn, dat ick aen uE. sulcx heb geopent. Can uE. daer proffijt mede doen, doet het. Wat van de handeling van EngelantGa naar voetnoot5 met VrancrijckGa naar voetnoot6 ons hier geseit werdt, heb ick voor desen geschrevenGa naar voetnoot7. Tot Hamburg ende in Sweden opent sich noch met om daer te sien. Van SwedenGa naar voetnoot8 wegen sal daerop wel gele .. et werden. Die daer het oogh in 't seil heeftGa naar voetnoot9, laet hem met geen woorden bedriegen. Wat mijne jongsteGa naar voetnoot10 aengaet, is edelman bij den hertogh van WimarGa naar voetnoot11, die hem meer eer doet dan ick begeer hem veeltijds hebbende aen sijn tafel. Ick en meen niet, dat hem meerder eer soude sijn bij Gethar te sijn, al waer hem sulcx wierd gepresenteert. Sijn advancement sal hij, als het tijdt is, bij Sweden wel vinden. Wat den tweedeGa naar voetnoot12 aengaet, als men verseekert is van de intentie, sal het capitael licht gevonden werden. Voorheen dat te doen vinde ick niet goed. Verwacht hem ende de papieren. Met Rotterdam approbere ick uwe voet liever arbiters nae rechten te nemen als anders. Soo niet, twijffele wat, off men de saeck in rechte behoort te trecken ofte eene andere wegh in te gaen. Wilt maecken, dat wij haest een resolutie hebben. Men heeft ons lang genoech gesleept, opdat ick niet en segge met ons gespotGa naar voetnoot13. | |
De heer SpierinckGa naar voetnoot1 heeft vóór sijn vertreck aen sieur Heufd geschreven ende, soo ick meene, ordre gestelt nae wensch, daerover ick sijne E. Gestr. bedancke. Dewijl Vrancrijck sich rept, hoope ick, dat uwe luiden aldaer van gelijcke sullen doen. In Sweden stelt mijnheer den cancellierGa naar voetnoot2 admirable ordre, op de regiering, domeinen, universiteiten, op het hoff van beide de coninginnenGa naar voetnoot3 etc. Tales viri sunt angeli regnorum. Quis apud nos ista curat? Laet in Hollant gaen die twee hoofden heeft. Illorum ingratorum gratias nec mihi nec meis volo. UE. communicatie sal mij altijd lief sijn et faciam mutuum tot onser beide contentement en instructie non qui inde floccum sperem. VranckrijkGa naar voetnoot4 ende GetherGa naar voetnoot5 sijn oorsaeck dat HumelusGa naar voetnoot6 het beste deel van sijn leven niet alleen onnuttelijck, maer oock met onlust heeft verloren. Niet langer sot. Van Polen ofte Deenmarcken dunct mij niet, dat men iet vreest voor Sweden. Dit dunct mij dat genoech sal sijn voor dese mael. Soo mij daernae noch iet ter occasie van de voorsscreven(?) uE. brieven in de sin comt, sal het niet laeten uE. over te schrijven, ende sal blijde sijn de vrunden bij alle gelegentheit te dienen. Tot Parijs, den 26 Iuny 1637. | |
Adres (met andere hand): Aen mijn heer mijn heer den raetsheer Reigersberg. In Den Hage.
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 26 Iuny 1637 wt Paris. |
|