Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3118. 1637 juni 16. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, De lesse, die den ouden monnik geeft aen den iongenGa naar voetnoot2, comt mij dicwijls te vooren, ende overwegende het derde point semper et ubique etc., indien men mocht ende conde hetselve practizeren, soude niet alleen rust, maer voordeel connen geven. Als ick mede considerere de menschen ende den staet, in dewelcke wij leven, soo dunckt mij de monniken van ons convent soodanych sijn, dat dewijle sij neque cum priore satis commode neque sine illo ullo modo vivere possunt, men met groote reden soude dencken an non potius saluti quam voluptati esset consulendum, gelijck Metellus NumidicusGa naar voetnoot3 eertijdts adviseerde, hoewel in een saecke, die van het monnikeleven veele verschilt. Dat en passant. Wij hebben nu hier den heer van OosterwijckGa naar voetnoot4, die ick hebbe gevisiteert ende wt sijne discourssen volcomentlijck verstaen, dat het ontbieden van Felix'Ga naar voetnoot5 coetse ende visite is gedaen sonder ordre van yemant anders ofte voorgaende communicatie, maer wt sijn eygen mouvement, tegens het advis van EuskerckeGa naar voetnoot6, waerwt affgenomen soude connen werden, dat, indien daernaer tegens eenyge formaliteyten is gepecceert, meer moet sijn geschiet bij abuys als met dessein, hetwelcke ick te meer gelove, omdat mij dunckt, hoewel hij nauw daerop schijnt te willen letten, nochtans niet en schijnt daerin al te ervarenGa naar voetnoot7. Dan om de waerhey(t) van alles beter te verstaen sal ick andere oock tot het ondersouck gebruycken. Gisteren is den heer SpierynckGa naar voetnoot8 met den oversten HogendorpGa naar voetnoot9 vanhier naer Sweden gereyst hebbende voor sijn afscheyt, nietiegenstaende veel lopens ende gestadych aenhouden, het belooffde subsidie niet connen ontfangen, maer vaste toeseggynge, dat binnen drie maenden sal werden betaelt. Beyde hebben mij belooft een ooge op uwen outstenGa naar voetnoot10 te nemen, hem ten besten te raden ende van alles, dat dienstych is, te adviseren. Met Rotterdam voordere ick nietGa naar voetnoot11 ende, indien sij conden deincken, dat haer buyten 's lants niet meer stont te vreesen als binnen, soude ick apparent niet uytrechten. Evenwel sal het quaet genouch sijn. Sal gestadych aenhouden, totdat ick eens off anders sie. Mijnheer den prinsGa naar voetnoot12 is twee dagen coortsich geweest, doch nu wederom Godt loff wel; sijne indispositie soude in desen tijt seer qualijck commen, nu men appa- | |
rent is naer soo groote preparatiën in het velt haest te sullen moeten gaen. Men seyt ons, de conynckxGa naar voetnoot1 legers den twaelffden deser souden hebben beginnen te marcheren. Hier sijn aengenomen 700 wagens ende wert gediscoureert de macht in drie troupes sal werden gedeelt: eene onder graeff Henderik van VrieslantGa naar voetnoot2 ontrent Emmerick, een onder den hartoch van BoullionGa naar voetnoot3 ontrent de Grave ende de meeste macht onder het beleyt van sijn Hoocheyt. Den viant heeft sterck garnisoen gebracht binnen Breda, Gelder, Gennip, plaetsen, daer hij meent, het [op] aen soude mogen wesen geleyt; is versien van 130 goede compangiën ruyteren ende wacht secours van den keyserGa naar voetnoot4 onder het bevel van PicolominiGa naar voetnoot5. Het lichten van waertgelders off wtsenden van burgerije is in Zeelant geconsenteert ende in Hollant op het aenschrijven van de Gecommitteerde Raden bij eenyge steden, namentlijck Haerlem ende Noorderquartier, gedifficulteert, waeromme de Staten op donderdach op dat point sijn beschreven. Ransou'sGa naar voetnoot6 lichtynge heeft geen groten voortganck, sijnde de overste ende soldaten door quade betalyngen ende ordren van den Fransen dienst seer gedegousteert. Van de equipage, die in Engelant voor den palsgraveGa naar voetnoot7 geschiet, heeft men cleyne opinie, ende Heydelberch nu mede sijnde in de Spaense handen prepareert hem alles om den conynck van EngelantGa naar voetnoot8 contentement te connen geven, ofte immers te doen geloven, men daertoe arbeyt, dat genouch is om hem in slaep te houden. Hier blijft men met dat achterdencken, de pretensiën tegens onse vissers wederom sullen bij de hant genomen werden, daer in men wat verlegen [is]. UffoGa naar voetnoot9 heeft aen VilmerusGa naar voetnoot10 versocht, sijnde sijn particulier advys over die saecke schriftelijck gegeven, hetwelcke ick niet hebbe connen sien, sed puto illud esse ultra ipsius crepitam. CaptusGa naar voetnoot11 geeft cleen contentement, et longe impar est isti oneri, ende seyde thien off twaelff dagen geleden Harsolte MilioGa naar voetnoot12 GelharGa naar voetnoot13 te hebben geraden GolilasGa naar voetnoot14 tot die staet te versouckenGa naar voetnoot15, maer en kan Asmun- | |
dusGa naar voetnoot1 niet oordeelen, dat off SuennoGa naar voetnoot2 off HumelusGa naar voetnoot3 voor desen tijt noch souden connen willen daertoe te verstaen. Die den raet gaff, is van goede intentie, heeft crediitGa naar voetnoot4, maer cleyn contentement, datGa naar voetnoot5 ons NeeffGa naar voetnoot6 meer defereert sijn vianden als vrunden; doch dat kan noch veranderen. Het different, dat tusschen de camers was op het drijven van den handel in Brasil, is vereffent ende blijft de negotie bij de Compangie. De bewinthebbers crijgen goede opinie van dat werck ende sijn niet buyten hope van haest te hooren, dat de Bahy de Todos los Santos in hare handen soude wesen. Wat den cardinael-infante aen die van Luyck geschreven, sal uEd. wt de bijgaende copie sienGa naar voetnoot7. De corruptiën, die seer diep in desen staet sijn ingecropen, oordeele ick mede, dat seer qualijck sullen werden geremedieert, want wij sien, dat degene, [die] van vuylicheden werden achterhaelt, sooveel patronos vinden, dat alles blijft versust, als aen twee verssche exempelen heeft gebleecken. De patentenGa naar voetnoot8 werden opgehouden, omdat VindexGa naar voetnoot9, soo men gelooft, trager voorcomt; blijve van opinie dat het desseinGa naar voetnoot10 is als ick voor desen hebbe geschreven. Indien SigthuniusGa naar voetnoot11 goet vont, dat SibdagerusGa naar voetnoot12 met CimonsGa naar voetnoot13 manGa naar voetnoot14, die nu bij NordianusGa naar voetnoot15 is, in propoost mochte commen van hetgene, daer hij GolilasGa naar voetnoot16 niet in voldoet, hij soude de materie, die mogelijck meer vervremdynge soude connen veroorsaecken, hetwelcke dient gemijt, wt den wech gevouchelijck connen leggen. De brieven, die door Gestillus'Ga naar voetnoot17 mansGa naar voetnoot18 handen gaen, geworden mij seer | |
tijdelijck, hebben van ConstansGa naar voetnoot1 gehadt van den vijffden, die mij den elffden sijn behandycht, van uEd. tot noch toe geene. Die wech sal uEd. connen gebruycken, bijsonder nu AelianusGa naar voetnoot2 hier niet en is. Hoe de uwe begeert bestelt, sal ick van uEd. verwachten. De stucken van MagogGa naar voetnoot3 wensche ick voor sijn vertreck hem te connen leveren, hope hij sodanygen smaeck in dat werck vinden sal, dat hij in grooter appetijt daerdoor sal geraecken, ende dient geconserveert, si non nobis saltem nostris. Desen 16 Junij 1637. | |
In dorso schreef Grotius: 16 Iunij 1636 (sic). N. Reig. En voorts: Papieren. Advys Arsens. Mijne kinderen. Advocaetschap. |
|