Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2812. 1636 oktober 24. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick heb na lang verwachten becomen d. Brandanum DaetriumGa naar voetnoot2, een zeer geleerd ende godsaeligh jongman, om in mijn huys voor predicker te dyenen, hebbende daertoe wettelijcke beroepinge van Helmstadt. Hij is discipel ende domestycq geweest van doctor CalixtusGa naar voetnoot3, een zeer moderaet theologant, preckende de waerheyt van de godsalicheyt ende de eenicheyt der protestanten, daeronder hij arbeyt. Ick hoop met d. Brandano wat goeds te doen; sal bijwijlen in 't latijn predicken, omdat, soo eenig gereformeerden van Vrancrijck willen, hem mede mogen hooren, dye wij oock, soo sij 't begeren, uyt onse communie nyet en sullen uytsluyten. De jonge neeff ReigersbergGa naar voetnoot4 heeft in Engelant veel vrundschap ontfangen van veele heeren, dye mij goed gunnen. Mijn boeck, De SatisfactioneGa naar voetnoot5, werdt daer zeer gepresen, mijne Sacra PoemataGa naar voetnoot6 zijn te Oxford naegedruckt ende Liber de veritate christianae religionisGa naar voetnoot7 overgeset in 't EngelschGa naar voetnoot8 als oock in 't GryeckschGa naar voetnoot9 door den predictie van mijnheer den ambassadeur ordinaris van | |
Engelant alhyerGa naar voetnoot1. Mijne veersen van den doopGa naar voetnoot2 sijn oock bij een treffelijck pfarher van Brunswijck overgesetGa naar voetnoot3. Onse meninge is in de predicatie nyet te leeren dan de articulen, dye alle christenen moeten geloven, daerbij doende vermaening tot een leven den christenen betamend ende de sacramenten te doen administreren met de eygen woorden van het Nieuwe Testament sonder yet daerbij te vougen, 'twelck het eenigh middel is, om de christenen te vereenigen, soo Godt eens dye genade wil doen. Ick ontfang nu soo datelijck uE. bryeff, geschreven den XXVen AugustiGa naar voetnoot4, met inhoudende het verhael van het desseing op Vlissingen. Den man, dye de bryeff gebracht heeft, is te S.t Malo geweest. 't Waer te wenschen, dat beter ordre waer op de brieven. MonsieurGa naar voetnoot5 is hier - gaet nae Blois door mistrouwen van (?) EusebiusGa naar voetnoot6, wiens volck overal ende buiten reden quaelijck spreecken van CalaberGa naar voetnoot7. Men seit mij, dat de LelyGa naar voetnoot8, voor ende aleer te PindariserenGa naar voetnoot9 tegenGa naar voetnoot10 TulipaGa naar voetnoot11, wil hebben in sijn handen VlissingeGa naar voetnoot12. Ick segge, dat ick niet en meen, dat sulcx GracchusGa naar voetnoot13 sal smaecken. Men hoopt hier de twede reise van de heer JoachimiGa naar voetnoot14 wat goeds sal opereren. Ick wenschte daertoe te connen helpen. Wat van mijnheer den landgraefGa naar voetnoot15 is, weten wij niet. Men geeft hier veel van hem uit ende publiceert breed de Sweedsche victoriën tegen SaxenGa naar voetnoot16. Boven de 7000 uit Silesiën sijn eenige regimenten uit Beieren in Brisac gepasseert met 24 stucken geschuts, hondert carren met meel. Ende men seit daer een magasijn is | |
van elff duisent mudden coren ende dat GleenGa naar voetnoot1 daer meer volck brengt uit Wurtenberg ende Swaben. GinettiGa naar voetnoot2, schrijft men, is te Augsburg gepasseert ende Pesaro van VenegiëGa naar voetnoot3 gaet op de handeling van Colen. GalasGa naar voetnoot4 hooren wij, dat Luden beschiet, Bellegarde Auxonne blocqueert, sijnde seer gesterckt door de voorgess. trouppen ende niet seer voelende de schade, die onlancx RansouGa naar voetnoot5 bij last van den card. de la ValetteGa naar voetnoot6 aen IsolaniGa naar voetnoot7, den hertogh van WeimarGa naar voetnoot8 aen PiccolominiGa naar voetnoot9 heeft gedaen. In Italië sijn het al seven steden ontrent Plaisance bij de vijant becomen; de rivier van de stadt afgeleit, ende den hertogh selveGa naar voetnoot10 in persoon in 't casteel, sijnde in benautheit niet alleen, omdat den vijant rondom het velt in heeft, maer oock omdat de heele burgerie van de stadt altijd tegen dit oorlogh is geweest, 'twelck de Fransoisen selve nu seggen bij hem onwijselijck te sijn aengenomen. Den Spaignaerd heeft oock in het Montferrat (be)comen Alba ende ...... (Me)n vr(eest) oock voor Asta. De vloote van Vrancrijck is op de custen van Provence, die van Spaignië te Genua, besigh om de eylanden van Margarita ende S.t Honoré, van vivres, daervan groot gebreck is, te versien. De Fransoisen stroyen allerlei geruchten tot haer voordeel, oock dat den TurckGa naar voetnoot11 met 20m man RagoskyGa naar voetnoot12 uitstoot uit Sevenbergen, sonder dat den keiserGa naar voetnoot13 hem derft moeien, 'twelck ick considererende de inlandsche beroerte van Turquien, de swaere oppositie van Persen, suspiciën tegen de Precopsche Tartaren, niet wel en kan geloven. Maer laet haer garen toe de vrucht te trecken, die van sulcke tijdingen can comen, dewelcke is de gemeente van Vrancrijck, ende insonderheit van Parijs, te houden in devotie. Wat AveriusGa naar voetnoot14, Engelsche agent gedaen heeft in Hollant, sal ick gaerne verstaen. SauvecourtGa naar voetnoot15, behoude broeder van den president de MesmesGa naar voetnoot16 ende d'AvauxGa naar voetnoot17, die Corbie hadde overgegeven, is in Engelant ende hebben de Fransche ambassadeursGa naar voetnoot18 hem geëyscht van den | |
coning van EngelantGa naar voetnoot1, ende van hem becomen niet anders dan uitstel apparentelijck om Saucour tijd te geven om te vertrecken. Te Conta in 't rijck van Napels werdt een andere vloot gereed gemaect. 't Schijnt de keisersche boven het effect, dat sij doen, om van Lac de Como in de Valteline te comen, oock trachten door Switserland in de Grisons in te beh. .en. Ende 't is te beclagen, dat de ordre van betaelinge vanwegen de Fransoisen soo quaedt is, dat de Switsersche ende Grisonsche colonels elff maenden ten achteren sijnde, meestal genoodsaect sijn geweest den dienst te quitteren. Men verwacht te Regensburg den churfurst van BrandenburgGa naar voetnoot2 ende den bisschop van ColenGa naar voetnoot3 in persone. De principale saecken buiten de electie van den Roomschen Coning schijnen, dat uitgestelt sullen werden tot een nieuwe bijeencomste te Noremberg in het toecomende jaer. Off Engelant sich mede sal laeten uitstellen, sal te sien staen. Mijne gebiedenisse aen de vrunden. Den jonge neef Reigersberg is hier bij ons wel te pas ende staet wel in de gratie van den ambassadeur ordinarisGa naar voetnoot4 ende ambassadriceGa naar voetnoot5 van Engelant. UE. gelieve te continueren in de bevordering van de questie met CaesarGa naar voetnoot6 ende mij te doen hebben alle mijne papieren. Waer ick uE. wederdienst can doen, sal blijde sijn. Tot Parijs, den 24 Oct. 1636.
Mijne jonge soonGa naar voetnoot7 heb ick hier in de legers niet gesonden, alsoo daer niet te leeren is als quaedt. Soo hij in Nederlant geen goede plaats can crijgen, sal ick sien hem bij hertogh Bernhard te stellen. Men seit eenig versch volck bij den vijant gebracht is in Corbie. Soo daetelijck comen de twe predicanten van den heer ambassadeur ordinaris van Engelant den mijne besoecken. Ick hoop, dit een beginsel sal sijn van meerder eenicheit. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 Oc(t.) 1636 wt Paris. |
|