Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2307. 1635 oktober 11. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Gisteren ontfing ick uE. bryeff van den XXIIIIGa naar voetnoot2; dat de mijnen eenige maelen wat laeter zijn ter hande gecomen, meen ick, dat gebeurt is, eer dat ick deselve gesonden had over Zeelant. Andersins heb ick deselve veel tijds bestelt door mijnheer CamerariusGa naar voetnoot3, dye ick weet nyet naelaetigh zijn. Deselve continueert mij te adviseren, dat Aisma suspectGa naar voetnoot4 is. Waerom ick alsnoch wensche IrenaeusGa naar voetnoot5 daer conde gebruyckt werden ende wat goeds medebrengen. 't Sal mij lieff zijn, dat voor de visscherije wel werdt gesorght, al waer het maer om dye van Rotterdam, dye ick hoope mij nyet langer en sullen willen slepen. Van HannoGa naar voetnoot6 is mij lyeff. Ick wensch hem goed succes ende doe mijne gebyedenisse. 't Waer goed, dat de geschillen met dye croon eens gebracht waeren in goede termen. 't Voornemen van de Engelschen is de zee te bevrijen van alle hostiliteyt. Dat loopen nae volck sal apparentelijck sijn een voltrecking van 't accoord, dat de Engelsche coopluyden gemaeckt hebben met de Spangaerden van gelt ende volck over te voeren. Nae de laeste tijding van victorie hebben wij andere gehadt van twee treffen, waerdoor GalasGa naar voetnoot7 met de heele macht op de Franchoysen zijnde gevallen deselve in de vlucht heeft geslagen, soodat den cardinaelGa naar voetnoot8 met hertogh BarentGa naar voetnoot9 ende d'heer van FeuquièreGa naar voetnoot10 - dye beyde zyeck zijn - haer hebben geretireert te Mets. De Sar is nu tuschen de Franchoysen ende Galas. Den coningGa naar voetnoot11 zijn ..... becomen hebbende op genade ende ongenade ende vijftien burgers hebbende gereserveert met den doot te mogen straffen, heeft in plaetse van dyen IIII Cm gulden genomen, dye plaets nyet sterck zijnde heeft ten uyterste geopiniastreert, een teycken van een groote affectie van de Lorrains tot haer prinsGa naar voetnoot12. Galas heeft zijn canon met dye leste [s]lagh weder becomen ende genomen 't canon ende bagagie van den cardinael de la Valette. Men soeckt het gebroocken leger te redresseren. De Croaten loopen tot ontrent Mets ende hebben dese dagen een quartier der Franchoysen opgeslagen. De adel, dye uyt crachte van den ban ende arrière-ban bij den coning is, can de costen nyet langer draegen ende sal te meer nae huys loopen, indyen den coning selve, soo men seyt, herrewaert comt, soodat ick weynigh apparentie zye om hertogh Carel, dye te Rembervillers wel is gerescoucheert, off op te slaen off, 't welck men voorgaf, de vivres af te snijden. | |
Men roept hyer van het belegh van Valence, maer dye de saecken van Italiën best weten, gelooven 't nyet. De Grisons willen in vrede blijven met Tirol. AlcaeusGa naar voetnoot1 ende StesichorusGa naar voetnoot2 zijn hyer gehaet als de pest. Ende Pindarus'Ga naar voetnoot3 werck gaet nyet wel. EusebiusGa naar voetnoot4 heeft dese dagen geseyt aen dat van VenetiëGa naar voetnoot5 dat het nyet wel en sal gaen, tenzij CalaberGa naar voetnoot6 soo haest hij [bij] CimonGa naar voetnoot7 is, vijff, ses personen het hooft afslaatGa naar voetnoot8. Op NumaesGa naar voetnoot9 volck schijnt het meest gemunt, omdat zij nyet genoech van SimonidesGa naar voetnoot10 gegeven hebben. JustinusGa naar voetnoot11 weet wel, wat daerop te seggen valt ende twijffelt nyet, off GracchusGa naar voetnoot12 sal wijsselijck gaen. Men roept hyer oock zeer over DorpGa naar voetnoot13. Men hout het daervoor, dat den hertog van NyenburghGa naar voetnoot14 hyer is onbekent. Ick hoor ManliusGa naar voetnoot15 zeer onlustigh is. Ick heb nu soo datelijck gewest bij Eusebius. Hij geeft ThucydidesGa naar voetnoot16 goede woorden. Maer wij zijn twee jaer aen het solliciteren ende daerentusschen vergaen veele occasiën. Ick bid uE. te gedencken nyet alleen de saecke van RotterdamGa naar voetnoot17, maer oock van mijne boecken ende papieren. Ende alsoo mijn oudste soonGa naar voetnoot18 beter als d'andere schijnt genegen te zijn tot de navigatie, wilt dencken, off hij nu wat geoeffent zijnde soude connen reysen met eenige eerlijcke qualiteyt om mettertijdt eenigh advancement van Sweden ofte van ons landt in de zeesaecken, daer veel aenhanght, te connen vinden. Dewijle uE. dit jaer nyet en heeft connen overcomen hoop ick, dat het sal zijn het toecomende jaer. Ick moet dat noch eens verhaelen, dat mij zeer soude behagen het employ van Constans' broederGa naar voetnoot19 bij den man van SophiGa naar voetnoot20. Wilt doch daerop letten. Mijne gebyedenisse aen de bekende heren ende vrunden. Den XI Oct. n. st. 1635. | |
Nae alle apparentie can ick nyet and (e)rs oordeelen, off NeeffGa naar voetnoot1 ende V(ind)exGa naar voetnoot2 zijn wel tesamen om Pindarus bij Mustafa BassaGa naar voetnoot3 lang te doen leven. Nae de Nederlandsche historie van BentivoglioGa naar voetnoot4 is noch eene en (?) uytgecomen van een jesuyt Famianus StradaGa naar voetnoot5, dye uyt het huys van Parma enige goede memorie heeft becomen, maer is zeer tegen de memorie van prins WillemGa naar voetnoot6, dewelcke hij alle de schuldt geeft van de troublen. | |
Adres (met andere hand): Mijn Heere Mijnheer Reigersberg, raet in den Hogen Raede in Hollant in Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den XI Octob. 1635 wt Paris. |
|