Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1882. 1633 oktober 4. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Ick hebbe die van uEd. van den 14 alsmede 21 Septembr. met het gedruckte wel ontfangen. Ick soude op den eersten vrijdach geantwoort hebben, maer sij voor een dach 2 ofte 3 wat lucht wesen raepen. Hadde HyadesGa naar voetnoot3 mij gecommandeert op de saecken van LeoGa naar voetnoot4 te porren, hadde over lange geschiet geweest, gelijck nu daer op gescreven is, doch noch geen antwoort gekommen, want daertoe tijt van node is. Ick hadde altijt gedacht, dat Hyades eerst wilde sien, hoe het met Ursa minorGa naar voetnoot5 soude afloopen. Indien het accort met den keyserGa naar voetnoot6 ende SaxenGa naar voetnoot7 voortgaet, kan quaelijck begrijpen, dat de Sweden het sullen konnen in Duytslant houden, ende doen wel haerselven te contenteren, soo lange sij konnen. Ick en wete niet, ofte uEd. gesien heeft de articulen, die bij de Staeten-Generael den 25 Decembr. 1632 sijn voorgeslaegen; hadde ick die eerder gesien, soude van doen af van den trefves gedesespereert hebben, want al hadden sij absolut alle de provinciën, souden desen in geen meerder tutele konnen setten hebben. Ick sal vernemen, hoe verre met Farnabucq gehandelt is. Sommige meenen, dat den hertoch van AerschotGa naar voetnoot8 met de andere gedeputeerde noch wel eens mochte in Hollant gaen, maer het moste op een anderen voet sijn ofte is te vergeefs. Een fray discours naer de waerheyt soude wel nodich sijn, maer uEd. soude sich verwonderen, hoe weynich menschen hier sijn sonder passie, ofte quaelijck onderrecht; ende die haer (ve)rmogen in Duytsch te scrijven maecken het soo lam, dat men de walch daervan heeft. PuteanusGa naar voetnoot9 geloove niet, dat hem met scrijven seer bemoeijen sal. Heeft sichselven geruïneert. | |
Tot noch toe hebben geen van beyde de legers yet bijsonders wtgerecht, bederven vast de Kempen; nochtans heeft den prins van Orangien eenich dessein. Graef WillemGa naar voetnoot1 behout vast de Philippine, hoewel don Gonsales de CorduaGa naar voetnoot2 in Vlaendren is met een goet getal volcks om de Philippine weder te nemen ofte met forten te belettenGa naar voetnoot3 verder invasie; het leste waer het seeckerste, want haer daervandaen te jaegen sal voorseecker veel volcks kosten. Ick hoore niet meer van CorvusGa naar voetnoot4, hoewel ick hem gescreven hebbe, dat sijn soonsGa naar voetnoot5 pasport gereet was; soude gaerne weten, ofte hij ander middel gevonden heeft tot sijn soons kompste. Ick hebbe niet gehoort, dat eenige solemniteyten geschiet sijn int huwelijck van monsieurGa naar voetnoot6 ende de dochter van Lotteringen, maer slaepen hier daegelijcks met den anderen. Den koning van Vranckrijck heeft weder met den hertochGa naar voetnoot7 accort gemaeckt ruymende de nieustat van Nancij aen den koninck voor ettelijck jaeren. Men kan hedensdaechs op niemant betrouwen. Aengaende Farnabucq, daervoor hadde den koninck toegelaeten te presenteren Breda met 4 ofte 5 hondert duysent croonen. Doch onse gedeputeerde schijnen Breda al gepresenteert te hebben sonder van Farnabucq te spreecken, twelck ongetwijffelt bij den koninck niet en sal geconsenteert werden, ende absolutelijck willen de generaele Staeten niet handelen sonder Farnabucq te houden ofte soo een extreme somme daervoor genieten, dat het buyten alle reden is. Den prins van Orangnien komt nu voor goet op ons aen sijnde tot Tongeren ende den marquisGa naar voetnoot8 tusschen Diest ende Tienen; ofte hij moet vertrecken ofte den marquis slaen. Indien Hyades de moeyte wilde doen de waerheyt, die geschiet is in Ursa minor, voor den dach te doen kommen, soude ongetwijffelt LyraGa naar voetnoot9 aengenaem sijn ende soude tsijner tijt konnen te passe kommen. UEd. gelieve mij in alles te commanderen, wat tot sijnen dienst mach strecken; sal mij daernaer regeleren ende blijven altijts, Mijn Heer, UEd. ootmoedichsten dienaer,
| |
Wij hebben hier wel moet den prins teGa naar voetnoot10 resisteren, soo ons de Françoisen niet op het lijf en vallen.
Den 4 Octobr. 1633. | |
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hamborcht. In dorso schreef Grotius: 4 Oct. 1633. Stoutenburg. |
|