Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1875. 1633 september 9. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Die van den 24en der verleden maent hebbe ick bekommen. Van de saecken in Meyssen kan uEd. goede onderrechtinge hebben. Wij hebben hier de hertoginne van OrléansGa naar voetnoot2, die met twee edeluyden in mans cleeren wt Nancy is geëschappeert; is wel ontfangen ende met wtermaeten schoone presenten vereert. De handelinge van Den Hage is seer slecht, hoewel de 4 pensionnarisenGa naar voetnoot3 noch daer sijn. UEd. wel doorsiende de importantie van Farnabucq sal lichtelijck oordelen, dat het den koninckGa naar voetnoot4 ongeraden is op die voet te handelen sonder groote noot, hoewel veele menschen anders te vooren hebben geoordeelt. Den prinsGa naar voetnoot5 recht tot noch toe niet wt, hoore noch niet van sijn marcheren, maer graef WillemGa naar voetnoot6 heeft bij Sluis het fort, de Sterre genoemt, ingenomen ende beset gelaeten. Het schijnt, dat de Staeten andere insichten hebben als den prins op sijne desseinen, want hij nu alles lange gereet gehad heeft. Het sal geen goede clanck geven soo veel kosten gedaen te hebben sonder yets wtterechten. Hier is een antwoort wtgegaen op de wtscrijvinge van de Staeten biddach, waerinne verhaelt wert, dat niet hier, maer daer ter quaeder trouwe gehandelt is. Men hout FeriaGa naar voetnoot7 voor gepasseert, doch ich hebbe geen seeckerheyt; het soude geweldige veranderinge in de Duytsche saecken geven. Ick meene, dat de Staeten raukoop sullen hebben de geboden conditiën niet geaccepteert te hebben. Nu hooren wij, dat het fort van de Philippine bij Biervliet van graef Willem belegert is. Den tijt moet ons de reste leeren ende ick blijve onderentusschen, Mijn Heer, UEd. ootmoedichsten dienaer,
| |
Den 9en September 1633.
Daer is een AntiputeanusGa naar voetnoot8 wtgekommen, die hem ende de WouwerGa naar voetnoot9 scrickelijck overhalen. | |
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hamburcht. In dorso schreef Grotius: 9 Sept. 1633. Stoutenburg. |
|