Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdNaerdat ick uEd. vrijdach verleden gescreven haddeGa naar voetnoot1, hebbe ick bekommen die van den 23 ende daernaer die van den 27 Julij ontfangen. Het is seecker, dat de saecken in Westfaelen niet wel voor den keyserGa naar voetnoot2 gaen, doch hadde het accord in Silesiën voortgegaen, soude in Westfaelen niet lange geduert hebben. Ick meene FrietlantGa naar voetnoot3 wel groot berou heeft, nu hij sijn selven soo bedrogen vint ende soo schoone kans versien heeft. Men sal sien, wat voorspoet de wapenen van FeriaGa naar voetnoot4 in de Elsas sullen hebben, waerhenen hij met een schoone leger vertrocken is; twijffele niet, ofte sal van LorraineGa naar voetnoot5 ende de catolijcke Swidsers alle assistentie bekommen. Van den trefves in dese quartieren is het gansch stil, evenwel blijven de 4 pensionnarisenGa naar voetnoot6 noch in Den Hage. Ick denck, die tot Brussel sijn niet gaerne wederom gaen sonder apparentie van yet wtterechten. Het princenGa naar voetnoot7 leger is noch ontrent Boxtel; daer moet yet haperen, tsij van swacheyt ofte van gelt, ofte wel op een dessein te wachten, twelck ofte gepasseert is ofte niet rijp en is. Onderentusschen gaet den tijt van campagnie voorbij. s'KonincksGa naar voetnoot8 leger is noch ontrent Diest, ende wert naerstich aen St. Stevenswaert gearbeyt, twelck Maestricht vrij wat incommodeert. Voor mij, ick oordele de vrede in Nederlant voor beyde partiën best, maer sien niet, hoe men het met Westindiën sal maecken. Wert daer niet een voet gevonden met meerder discretie als tot noch toe, houde alles voor verlooren moeyte. Onderentusschen is het PleiadiGa naar voetnoot9 leet HyadesGa naar voetnoot10 niet te konnen dienen, omdat hij geen resolutie neemp ende verwachten wil, wat van Ursa minorGa naar voetnoot11 sal kommen. Men hout hier, den PoolGa naar voetnoot12 voorspoedich is tegen den MoscoviterGa naar voetnoot13. Mijn scrijft wt Hollant, dat de Engelsche sergeanten, die de prins om recruten gesonden hadde, naer seven weecken daer geweest te sijn onverrechter saecken wederom gekommen sijn, twelck mij al vreempt te vooren kompt. Hiermede uEd. in Godes heylige bescherminge bevelende blijve ick, Mijn Heer, UEd. ootmoedichste dienaer,
| |
Den 12 Augusti 1633. | |
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hamborcht. | |
In dorso schreef Grotius: 12 Aug. 1632. Stoutenburg. In dorso met andere hand: Stouttenburg 1633. |
|