Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1606. 1631 maart 21. Aan J. WtenbogaertGa naar voetnoot1.Mijnheer, Blondels boeckGa naar voetnoot2 en is noch niet gedruckt, maer bij [mij] gezyen ende ick vinde zijne redenen zeer bondigh. De schrifte door mijn broederGa naar voetnoot3 gesonden sal ick verwachten. Dat van Nimmegen, dat uE. seyt niet te beduyden te hebben, toont dat AlphaeusGa naar voetnoot4 noch martelaer noch confesseur soude willen zijn voor de vijff poincten. De voet, dye schijnt genomen te werden om de broeders van LoevesteynGa naar voetnoot5 te helpen, is soo dat wel beter waer te wenschen, maer men moet nemen dat men can. Hyer blijft alles stil, hoewel de coninginne-moederGa naar voetnoot6 noch gevangen is te Compiègne ende 's conings broederGa naar voetnoot7 uyt Orléans geweecken nae Bourgogne om, soo hij geperst werdt, hem te begeven nae de Franche Comté. Vale cum fratribus. 21 Martij 1631. H. de G. | |
Adres: A monsieur Monsieur van Mede. In dorso schreef Wtenbogaert: H. Grotius 1631. Ra. 30 meert Resp. 31 eiusdem. |