Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1346. 1628 december 2. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, De uwe van den XXen Nov. is wel geaddresseert. UE. sal bij wijlen om de verandering de couverte aen monsr. OlivierGa naar voetnoot2 connen gebruycken. Den coning is hyer ontrent te Dordan vol couragie. De trouppes gaen nae Langedoc, alsoo de steden opiniastreren. Den cardinaelGa naar voetnoot3 belooft Montauban door een belegh van twee maenden tot gehoorsaemheyt te brengen. Den coning hanght het volck, dat hij crijght, in dyenst zijnde van RohanGa naar voetnoot4, ende dreyght Rohan, soo hij wederom yemant van Sijne Mat.'s soldaten hanght, dat hij monsr. de Rohan's moeder ende susterGa naar voetnoot5 sal doen door beuls handen sterven. Dit zijn de vruchten van het oorlogh. Van de hertogh van MantuaGa naar voetnoot6 hoor ick nu niet anders dan dat men hoopt accommodement. Den coning heeft hyer zijn entrée noch niet gedaen, oversulcx en hebben wij oock mijnheer den cardinael hyer noch niet, wyens comste de besoigne met onse ambassadeursGa naar voetnoot7, misschyen oock met de Engelschen, dye men seyt, dat hyer comen sullen, sal doen wackeren ende ons meer materie geven om te schrijven. De victorie van Pyeter HeynenGa naar voetnoot8 doet alrede onse ambassadeurs vranc(er) spreecken. | |
UE. seyt wel, dat NumerianusGa naar voetnoot1 in desen tijdt op zijn stuck dyent te letten. Sij hebben met harde quasten te doen, dye door intimidatie garen weder op 't cussen soude raecken. Ick heb de boucxlusuresGa naar voetnoot2 gesyen, ten hoochste seditieux. Wil men van dat van 't fait 78 een regel ende coustume maecken, soo drijft onse souveraineteyt in de lucht. 't En is niet genoech d'authoriteyt daertegen te stellen. De gemeente behoort ter contrarie onderrecht te wesen van de vrijheyt van conscientie ende een vaste regieringe, dye de twee fundamenten zijn, soo van onse staet als van allerhande nering. Van MedenGa naar voetnoot3 ende sijn maets souden dat wel connen doen. Wij sullen zyen, wat VolusianusGa naar voetnoot4 in den bo[e]sem heeft. Ick en had niet gemerct, dat het meesten deel souden connen geïnduceert werden om haer medeleden te abandonneren ende ten beste te geven. GallusGa naar voetnoot5, soo hij wil, can daer veel in doen om de saecken ten beste te prepareren ende oock Numerianus helpen met desnoodt daerin te senden ConstantiusGa naar voetnoot6 met zijn volck ende andere dyergelijcken. Ick heb aen neeff BrasserGa naar voetnoot7 op dit stuck wijdloopigh geschreven. Dat men hyer op de navigatie ernstelijck sal letten is seecker ende ick can mij daerdoor aengenaem maecken met proffijt. Ick heb oock nieuwe sollicitatiën uyt Brabant ende van Colen. Mij dunckt, dat mijnheren uE. medebroeders niet te veel gedaen en hebben om in 't oogh te zijn. Can men het soo licht verpeuteren, soo dyen ick noch daer niet. Ick meen, dat uE. wel oordeelt, dat AnthemiusGa naar voetnoot8 sal tusschen beyden gaen ende ick gelooff niet, dat AeliusGa naar voetnoot9 yet voor mij om daer te comen sal doen, tenzij hij mercke, dat de saeck daerhene wille. Nopende de ambassadeurs huysen, houd ick het daervoor, dat men daer geen recourse en moet doen, maer dat zij oock, des bij de overheden versocht zijnde, de criminelen behooren over te geven off tenminste haer daervan te ontslaen, andersins dat men is gefundeert aen den meester te clagen. 't Sal mij lieff zijn, dat messrs. de ThouGa naar voetnoot10 daer van de onsen vrundschap mogen genieten. Wij varen wel, Goddanck, ende gebieden ons aen de vrunden. Den II December XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
| |
Aen mijn broeder de Groot stel ick nu uyt te schrijven, alsoo binnen drye, vyer dagen een van mijne kennisse vertreckt. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage. Port. |
|