Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1336. 1628 november 11. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Ick heb de uwen van den XXIIe door de suite van de gedeputeerden gaende nae Orangie ende dye van den XXIX door de ordinarisse bode wel ontfangen. In 't publyck hebben wij hyer geen verandering. De capitulatie van Rochelle is wel onderhouden, maer den geweesde maire GuitonGa naar voetnoot2 belast te vertrecken thyen mijlen van de stadt. Madame ende madamoiselle de RohanGa naar voetnoot3 - dye men sustineert te zijn buyten de capitulatie, omdat van haer niet speciael en is bedongen ende zij onder de naem van manants de la Rochelle niet en mogen passeren - worden tot Niord op 's conincx costen getracteert ende bewaert, alwaer zij gebracht zijn door een van 's conincx coetsen, doordyen sij haere paerden hadden opgegeten ende haer volck het leer van haere coetse. Dese zijn als ostagers, om RohanGa naar voetnoot4 wat in te toomen, dye noch met den coning niet en heeft besloten, ter contrarie heeft een plaetse ingenomen genaemt Emargues. MontaiguGa naar voetnoot5, dye selff nae Engelant was gegaen, is wederom gecomen, evenwel werdt de paix met Engelant noch niet gepubliceert. Dese onseeckerheyt is oorsaeck, dat men niet en weet, off de trouppes van den coning sullen gaen nae Italië voor den hertogh van MantueGa naar voetnoot6, dye groote instantie doet, ofte nae Languedoc, om de ongehoorsaeme steden tot reden te brengen. Den coning is te Saumur ende gaet nae Dordain, hyerontrent op de jacht, om dye van Parijs tijdt te geven om alles gereedt te maecken tot zijn inhaeling. Op huyden heb ick ClemensGa naar voetnoot7 gesproocken ende de affectie van GallusGa naar voetnoot8 ten hoochste gerecommandeert. Hij seyde, soo hij Vrancrijck van doen hadde, dat hij hulp soude vinden. Evenwel can ick niet verswijgen, dat te hooff gerucht is, dat vanwegen Vranckrijck met de heer van ValckenburghGa naar voetnoot9 werdt gehandelt ende dat men hem voor zijn goedt, dat hij in Hollant heeft, hyer wil recompense geven. Ick hoop beter. BoutardGa naar voetnoot10 doet hyer 't gerucht loopen, dat BaugyGa naar voetnoot11 zeer quaelijck is ontfangen. Clemens gelooft daer wat van. 't Sal goed zijn, dat AnthemiusGa naar voetnoot12 weet, dat wij vrunden hebben ende dat veele nae mij verlangen ende dat hij uyt verscheydene sulcx magh verstaen om verseeckert te zijn. Den | |
tijdt comende sal men syen, off men hem wil ende can gebruycken. Dye preparatiën connen niet als goed doen. 't Is mij lyeff, dat uE. op 't procesGa naar voetnoot1 denckt. Van GrolGa naar voetnoot2 had ick alrede gesproocken met TavernierGa naar voetnoot3, dye hyer de beste caerten maeckt, maer alsoo hij geen boecken en magh vercoopen ende de libraires hem niet als sober loon willen geven, soo en heeft de saeck niet voortgewilt. Ben oversulcx in twijffel, off ick het schrift met de caerten niet en behoor over te senden om daer uytgegeven te worden. Soo men een beter caert can crijgen van 't belegh dan de gedruckte, 't soude goed sijn; maer veel gelds te hangen aen een saecke, waeruyt ick geen proffijt en verwacht, is mij ongelegen. De prinse van ModeneGa naar voetnoot4 heb ick hyer al uyt mijselve verdedight, doe soo vast bij alle occasie goede dyensten sonder eenige recompense, gelijck oock van dage de souveraineteit van den prins van Orangie zeer heb gedefendeert tegen de pretensie van Vranckrijck. 't Is mij lieff, dat NumerianusGa naar voetnoot5 couragie toont. Dat van Alcmaer gaet oock niet heel quaelijck. Ick verlang te weten, wat van DiocletianusGa naar voetnoot6 sal werden. Alsoo ick uE. brieff door een van de dyenaers van de gedeputeerden van Sijn Extie.Ga naar voetnoot7 hadde ontfangen, soo ben ick geweest om deselve te begroeten ende den eene dagh haer niet gevonden hebbende, ben 's anderendaegs weder gegaen ende heb gevraecht nae d'heer VerdoesGa naar voetnoot8, alsoo ick dye van ouds kende. Sij waeren in besoigne met den advocaet AlouetteGa naar voetnoot9, doch is evenwel Verdoes bij mij gecomen, dyen ick heb onderricht van al hetgunt ick van de saeck van Orangie uyt JuliaenGa naar voetnoot10, uyt de vrouw van ValckenburghGa naar voetnoot11, uyt de secretaris van den heer van ValckenburghGa naar voetnoot12 ende uyt zijne brieven had vernomen. Ick hoop alles wel sal gaen, alsoo sij soecken hem alle diffidentie te benemen. Hij vraegde, off ick aen den heer van Valckenburgh niet schrijven en wilde. Ick seyde te sullen sulcx doen ofte laeten, nae dat hij soude goed vinden. Hij meende het conde niet dan goed doen. Soo hij bij mij comt, 't welck hij noch niet en heeft gedaen ende soo ick meen niet doen en sal, soo sal ick schrijven. Hij vraegde, off ick de ambassadeursGa naar voetnoot13 sagh ende zij mij. Ick seyde neen, om de last, dye eertijds, doen VoochdGa naar voetnoot14 ende anderen in de Staten-Generael saeten, aen LangeracGa naar voetnoot15 was gegeven. Dat ick niet gewent en was te gaen dan daer ick wel wierd onthaelt. Alsoo hij oock vraegde, off mijn pensioen wel betaelt wierd, seyde ick, hoewel ick oock daerin was getraverseert bij de voorgaende legatiën, dat ick evenwel door veele vrunden, dye ick hyer hadde, de saecke had gehouden in goede poincten | |
ende, als sulcx soude failleren, off dat niemant dan catholyck hyer aengenaem soude zijn, dat ick ellewaert wel meerder proffijt wist te doen. Wij spraecken oock van de saecke van 't landt ende van 't redres door de electie van de magistraten. Ick seyde sulcx langsaem toeging ende dat het verdryetigh was, dat daerentusschen de predicanten gevangen blevenGa naar voetnoot1 ende soo voort. Van MedeGa naar voetnoot2 seyde hij eens gesproocken te hebben door last, maer seyde iterativelijck, dat hij hem wel most wachten, 'twelck mij bedencken gaf, dat men niet garen veel voor hem doen en soude. Ick verhaelde hem, dat den cardinael de RochefoucauldGa naar voetnoot3 geseyt had, dat als den coning meester soude zijn van de steden, dat men dan een synode van Vrancrijck soude vergaderen, daer de aertsbisschoppen, bisschoppen ende doctoren soude sitten, oock eenige van 's conincx raiden tot de directie; dat men daer soude ontbyeden twaelff van de gelieffdste predicanten der gereformeerden, dye men soude ondervraegen op alle poincten van 't gelooff, hooren, wat sij tegen de publycke leere, dye soo lang geduyrt, te seggen hadde, doch met behoorlijcke reverentie. Dat men haer daernae soude doen uytgaen, haere schriften, soo sij eenige wilden overgeven, ontfangen, in haere absentie deselve nae behooren examineren, vonnis wijsen, soo sij dat wilde volgen, ofte andersins afstandt doen van te predicken, seer wel, soo niet, dat men haer nae andere landen soude doen gaen ende alsoo meten met de maete, dat haere confraters met haere approbatie anderen mede hadden gemeten. Ick voegde daerbij, dat ick hoopte, dat de anderen heren van 's conincx raidt van sulcken advys niet en soude zijn, maer dye van de religie bij de vrijheyt van haere conscientie ende exercitie, sonder welcke de conscientie niet lang behouden en can werden, soude laeten. Ick seyde hem, dat Gallus, als het nood waer, hyer vrunden soude vinden ende onderrechte hem van alles soo veel ick conde. Hij seyde oock last te hebben van den prins om eenige stoffe te coopen ende daervan spreeckende met de ambassadeurs, dat hij verstaen had, dat de heer VosbergenGa naar voetnoot4 mijn huysvrouw gebruyckte, 't welck ick seyde waer te zijn ende boodt hem haere dyenst aen. Spreeckende van d'EspesseGa naar voetnoot5 seyde hij, dat deselve een quade genegentheyt hadde gehadt tot het landt ende Sijn Estie., meest door het aendrijven van AurelianusGa naar voetnoot6. Ick stond sulcx toe ende dede daerbij, dat hij tot noch toe den coning niet en hadde gezyen; oock 't en waere hij vrunden had van groot credyt, dat hij peryckel soude loopen van quaelijcker getracteert te werden; dat Baugy last had om anders te gaen. Op 't schyden seyde hij, dat hij hoopte, dat wij op sijn wedercomste uyt Orangie malcander souden zyen. Mij comt 't voor, dat op 't propoost van de electie, ick seyde verstaen te hebben, dat onlancx tot Rotterdam een contraremonstrant was geprefereert, daer nochtans anderen oock stonden op de nominatie. Hij seyde, dat de prins seyde, dat men sulcx bij wijlen most doen, omdat het niet te plomp soude schijnen, maer dat men meer vorderde met een remonstrant dan men verachterde met drye anderen, omdat de remonstranten veel cloucker luyden waeren. Ick en seyde daerop niet veel, maer mij docht, dat men sonder soo swacke insichten de cloucste ende vroomste wel altijdt behoorde te prefereren. | |
Soo datelijck verstae ick, dat de gedeputeerden zijn vertrocken op huyden, welcke is den XI November XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
| |
In margine staat het volgende: Mij dunckt, dat de Vranchoysen geresolveert zijn mids de advantaegie, dye zij hebben, niet af te wijcken van het tractaet, dat met Langerac was besloten ende dat d'anderen alles uyt jalousie op poinctilles, soo men hyer seyt, hebben getraverseertGa naar voetnoot1. 't Stuck van de groote fortificatie van Orangie mij bij eenige van 's conings dyenaers zijnde geobycieert, heb ick geseyt, dat het niet en is het werck van dese prins ende dat men van dese geen ombragie moet hebben, dat hij soude willen voeden de tweedracht in 't rijck. Wilt den casteleyn GoolGa naar voetnoot2 doen weten, dat ick zijn brieff wel heb ontfangen ende sorge sal draegen voor hetgunt hij schrijft, dat ick zijn E. soon noch niet en heb vernomen. Ick bid uE. ende mijn broeder aen messrs. de ThouGa naar voetnoot3 alle courtoisie te bewijsen, dye mogelijck is. Sij hebben veele ende groote vrunden. Acht duysent man zijn besich met de vesten van Rochelle te demoleren, dat sal cort werck maecken. GrossetièreGa naar voetnoot4, dye vanwegen dye van Rochelle was gesonden in Engelant ende in 't wedercomen was gevangen, blijft noch gevangen, als niet zijnde begrepen in de capitulatie. Veele vresen, dat men aen hem een exempel sal willen statueren. Ick hoop de paix met Engelant alle soodaenige rigeurs sal beletten. Wilt mij met den eerste van de caerte van Grol bescheydt laeten weten. Den libraire sal misschyen tot reden comen. | |
In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot tot Paris den XI Nov. 1628. Madame de Rohan heeft haer paerden gegeten, haer volck het leer van de coetse. |
|