Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1290. 1628 juli 27. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mon frère, Naedat ick uEd. nae gewoonte over Amsterdam Saterdagh laestleden had geschreven, soo heb ick den uwen van den II JuliiGa naar voetnoot8 op den XXIII ende daernae een andere van den IX Julii op huyden, zijnde den XXVII, ontfangen ende daeruyt verstaen het wel tot handen comen van de mijnen. Dese sende ick over de cortere wegh, hoopende, dat dye uE. noch daer sal vinden. Belangende de beschrijving van GrolGa naar voetnoot9 sal daerover het vrije oordeel van de vrunden verwachten, oock van Mr. StirumGa naar voetnoot10. Van den thesorier de Bye saligerGa naar voetnoot11 soude ick niet geschreven hebben, 't en waer uEd. mij daertoe geïnciteert had. Van de ChasteauneufsGa naar voetnoot12, soo dat yemant in de ooge soude zijn, can licht voorbij gegaen werden, alsoo sij mij niet en hebben geobligeert ende haer credyt hyer niet en vermeerdert. Den mareschal de ChastillonGa naar voetnoot13, wyens moederGa naar voetnoot14 wederom t'onse huyse is geweest om mijn huysvrouw te begroeten, meent daer niet lang | |
te blijven. Ick houde hem bequaemer dan MartianusGa naar voetnoot1, merckende, dat LeoGa naar voetnoot2 alles met AurelianusGa naar voetnoot3 ende ValensGa naar voetnoot4 wil beleyden, daer mijne opinie is, dat het beter waer haere absentie te menageren, alsoo wij op de voet te zeer souden discordeeren. Soo d'heer van Chastillon conde verseeckert zijn van Gallus'Ga naar voetnoot5 intentie, soo soude misschyen vanhyer yet connen comen, dat de saeck helpen soude. Anders wil men hyer den naem van AntoninusGa naar voetnoot6 niet pericliteren. Nopende Aelius'Ga naar voetnoot7 intentie blijff ick van de voorgaende opinie. Als DiocletianiGa naar voetnoot8 saecke gedaen waere, dunckt mij, dat datelijck een proeve soude moeten genomen werden nopende het onse. Soo ick mij hyer soude moeten vast stellen - waertoe ick voorwaer veel occasiën heb versuymt door hoope van dat mijne oprechticheyt in het vaderlant soude herkent werden - soo soude ick moeten resolveren alles te doen, dat men hyer soude goed vinden, alwaer het dat sulcx met het beste van ons lant min en soude accorderen, waervoor ick mij tot noch toe sorgvuldelijck heb gewacht. Daerentegen de gestaedige quelling in de religie staet mij tegen. Monsr. de la TremouilleGa naar voetnoot9 is den XVIII deser ter misse gegaen. Sijn huysvrouwGa naar voetnoot10 volght, zijnde byde kindskinderen van mijnheer den prins h.m.Ga naar voetnoot11 ende gecomen van de notabelste voorghangers van de religie. Syet wat een exempel dat sal geven. De entremise van ChastillonGa naar voetnoot12, dyen wij voortaen Zeno sullen noemen, waer veel beter als yet van de vrunden. Maer vooral most gesorcht werden, dat de actie ingestelt werd sonder eenige relatie tot de sententie, oock sonder andere actie, dye haer daertoe soude refereren. Dit is het gemeene oordeel van alle de vrunden alhyer ende menen, dat ick geen verzoeck directelijck nochte indirectelijck en magh doen. 't Is mij leedt, dat uE. absentie weder valt in desen tijdt, alsoo deselve alle mijne arbeyt in het overschrijven van de tijdingen onnut maeckt. Valens heeft weder met HottemanGa naar voetnoot13 gesprocken van affectie tot mij ende restablissement sonder manier ofte tijdt te specificeren. Men oordeelt hyer de ambassadeurs extraordinarisGa naar voetnoot14 wachten op het succes van het Engelsch effort, dat hyerna meer als voor desen werd geapprehendeert, oock bij den cardinaelGa naar voetnoot15. Ick approbere uE. ende anderer luyden opinie nopende het poinct van niet te handelen etc. Maer nopende het belang van het secours - excipiërende Engelant vooralsnu - blijff ick van mijn voorgaende gevoelen. Men moet sich ergens mede nut maecken aen de vrunden. Tot de trefves, soo daer eenige apparentie toe is, soude het leven van de infanteGa naar voetnoot16 dyenen gemenageert. Dat men hyer van maxi- | |
mes soude verandert zijn, is buyten apparentie. 't Armement van CrequyGa naar voetnoot1 voor den hertogh van MantuaGa naar voetnoot2 toont het contrarie. Eenige vougen daerbij, dat de coninginne-moederGa naar voetnoot3 nu heeft toegelaeten aen MonsieurGa naar voetnoot4 de princesse van MantuaGa naar voetnoot5 te huwelijck te versoucken. Ick en gelooff niet, dat hij slip vangen sal. Monsieur de MaurierGa naar voetnoot6 is zeer versocht geweest te hove zijn dienst waer te nemen, oock bij goede vrunden daertoe vermaent, doch is t'huys gebleven, 't zij hij hem de costen ontzyet, 't zij dat hij geen ondanck wil behaelen bij die van de religie. BaugyGa naar voetnoot7 heeft hem onderwege begroet ende prepareert hem langsaem tot de reys nae den Hage, zijnde nu te Parijs om provisie van geldt te doen. Ick doe mijn best om hem door goede vrunden ten beste te disponeren. Maurier heeft daertoe geholpenGa naar voetnoot8. Dyent gelet, soo haest hij daer sal zijn gecomen, dat hij bij goede vrunden worde onderhouden. Den XXVII Julii XVIcXXVIII. Tot Parijs. UE. dyenstwillige broeder
|
|