Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1140. 1627 maart 13. Aan N. van ReigersberghGa naar voetnoot6.Mon frère, Ick continuere in de dancksegging over de gestaedige, doch soo veel ick mercken can ongeluckige debvoiren. Naedyen onse onverdiende vijanden noch soo stout ende dye ons goedt willen soo bloode sijn, wat connen wij goeds verwachten? Mijne mening en is niet haer te suppliceren ofte yet te versoecken. Wij sullen ergens plaets vinden om ons voordeel te doen, als wij dye vergeten, daervan wij niet goeds langer en connen hoopen. De cardinaelGa naar voetnoot7 doet verificeren zijn qualiteyt van grand maistre de la marine et restaurateur du commerceGa naar voetnoot8; zeyt eerstdaechs te willen procederen tot verificatie van het contract van LemoursGa naar voetnoot9. Hij heeft alrede een collegie begonst in te stellen tot directie van de navigatie ende traffycq. Men houdt hyer, dat in ons landt van trefves wordt gehandelt. Een van zijn secretarissen seyde mij nu terstont niet te geloven, datter yet is van de continuatie van monsr. d'EspesseGa naar voetnoot10. | |
Men sal het haest zyen. Monsr. de ChastillonGa naar voetnoot1 heeft aen eenige geclaeght, dat men den prins van Orangie hyer quaede diensten doet, waerdoor mesintelligentie was veroorsaeckt. U E. claeght, dat hij niet veel stoffe van mij ontfanght om den prins te onderhouden. Ick meen nochtans van tijdt tot tijdt tamelick debvoir gedaen te hebben, maer een rijck, dat in vrede is, furneert soo geen dagelijcsche nieuwe tijdingen. De beurs is hyer vrij plat, niet alleen door de oorlogen ende gedaene assistentie, maer oock door de penningen van het Engelsche huwelijckGa naar voetnoot2 ende d'appannagie van MonsieurGa naar voetnoot3. Men besoigneert op nieuwe edicten. Dye van de religie niet jegenstaende 's conincx declaratie bij mij voor desen overgesondenGa naar voetnoot4 blijven in apprehensie; ende de geschillen met Engelant duyren. Voorts blijven de saecken als voor desen. De uwe, dye ick gisteren heb becomen, was van den XXI. Wij sullen verscher advysen verwachten ende daernae .... het paspoort van mijn huysvrouw ende susterGa naar voetnoot5, alsoo daer geen middel en is om hetselve uyt Zeelant te becomen, gelijck suster uE. heeft geadviseert. Soo uE. dese crijght, sal uE. weten, wat van de vergadering van Hollant staet te verhoopenGa naar voetnoot6, soodat de reden, dye ick meen uE. bewogen te hebben om de overcomste secreet te houden, apparentelijck sal cesseren. Hyer wordt geseyt, dat des conincx van Spangnie betaeling aen die van Genua hapert. Ick en schrijff aen mijn broeder de Groot nu niet. Ick had hem laestmaelGa naar voetnoot7 geadviseert van het boeck in Spangnie gemaeckt tegen mijn Mare liberum; de exemplaeren waeren hyer soo haest gedistribueert, dat ick er geen en heb connen becomen. 't Is opgepronckt met een prefatie aen alle coningen ende prinsen en schijnt onder anderen te dyenen om de goede catholycken alhier te doen desisteren van alle voornemen van soodaenige navigatie ofte oock van ons landt ingevalle van handelinge van trefves daerin te assisteren. Tot somermantels worden hyer veelerley stoffen gedragen als satijn, gebloemt armozijn - 't welck niet qualick en staet - charge de roye, zijde grofgreyn. De monsterkens van de canfa meen ick dat uE. nu sal hebben ontfangen, dan ons volck menen, dat uE. dye daer wel soe goede coop sal crijgen. 't Gunt uE. voort van daer sal hebben sal deselve gelieven ten eersten met te schrijven. Wij sullen de naestemael schrijven, waer men het paspoort sal bestellen. Den XIII Maert XVIcXXVII. UE. dienstwillige
| |
UE. gelieve eens te adviseren, wye de luyden zijn, daer PijnackerGa naar voetnoot1 mede correspondeert ende hoe hij 't maeckt. | |
Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage. |
|