Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1165. [1627] augustus 20. Van Maria van ReigersberchGa naar voetnoot2.Alderliefste, Den uwen van den 7 Augusty is mij gisteren te Middelburgh wel behandicht. Den voorgaenden en hebbe ick noch niet ontfangen, ic meene die in Hollandt gesonden is, sulcx dat ick niet en versta, wat uE. van HottemanGa naar voetnoot3 wilt zeggen. Ick en mis geen van uwe brieven, se zijn mij alle wel behandicht. Wij zijn hier zeer becommert, hoe het daer gaedt. Men oordelt hier, dat bijaldyen de Franssoeisen het fort St. MarthinGa naar voetnoot4 connen houden, de Engelschen daer niet ten besten aen en sullen zijn, want sullen zeer onverzyen zijn van victuaelge en geldt. Ick hebbe verstaen, dat JochymyGa naar voetnoot5 ende CatsGa naar voetnoot6 aen BockingamGa naar voetnoot7 vraeghde, waerop men dit oorlogh fondeerde; hij antwoorde, offer niet reden ghenogh en was, alzoo de Franssoisen besigh waeren om de negosie bij de handt te neemen, hetwelck Engelandt noeidt en zoude lijden. Dit magh uE. wel voor zeecker nae vertellen. Wij verwachten alle daege, dat Grol over zoude zijn. Graef Henderick van den BerghGa naar voetnoot8 is over weinigh daegen met zijn leger ontrendt een half uere van het onse gheweest ende hem daer in slaghordere ghezedt, opdat de onse hem daer zoude commen vinden, hetwelcke haer ongelegen was, alzoo zij wel leggen. Hij en heeft niet naerder derreven gaen. | |
Het tgene uE. mij schrijft, dat de raedtsheerenGa naar voetnoot1 van de heer van ValckenburghGa naar voetnoot2 zouden ghezeidt hebben, en hebbe ick hier niet van verstaen. Ick verlange te weeten, of de vrouwe van Valckenburg derrewaert gaedt. Mijnheer den prins heeft belast, dat hij DimmerGa naar voetnoot3 zoude ontfangen. Ick verlange te weeten, hoe het uE. al mackt met zijn geldt, te weeten met het laeste. Van de bouckenGa naar voetnoot4 sal ick uE. broeder schrijven. Ick sal de brieven aen die van Rotterdam met den eersten verwachten. Van Cornelis hebbe ick uE. gheschrevenGa naar voetnoot5. Als ick de brieven voor die van RotterdamGa naar voetnoot6 hebbe, sal ick mij terstondt nae mijn reise scheicken. Den ambassadeur BerckGa naar voetnoot7 is te Dorderecht tot der doot toe kranck. Dit is al het tgene ick voor dees tijdt hebbe, schrijve met zeer grooten haest. Vraeght aen Aerjaen CornelissenGa naar voetnoot8, of hij geen lust en heeft om Willem JanssoonGa naar voetnoot9 te besoucken, wij zouden dan wel tsamen reisen, als ick zoo vaerde ben. Adieu, de vrienden alhier doen uE. zeer groeten. Desen XX Augusty uE. altijdt ghetrouwe
| |
Wee[s]t toch wel te vreeden. Ick sal haest thuys commen en alles sal wel gaen. | |
Adres: A monsieur monsieur Grootius a Paris. Port. In dorso schreef Grotius: 20 Augusti 1627. M. Reigersberg. |
|