Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1162. 1627 juli 25. Aan Maria van ReigersberchGa naar voetnoot1.Alderliefste, 't Heeft mij vrij becommert, dat ick nu tweemael uE. schrijven gemist heb. Ende soude ten hoochsten beswaert sijn geweest, ten waer Mijnheer van der Mylen in sijnen brief aen sijne E. soon van uE. gemelt haddeGa naar voetnoot2, 't welck mij de moed weder heeft gegeven. Uit denselven brief ende andere advysen verstae ick, dat de remonstranten blijven in d'oude swaericheit, 't welck mij doet wanhoopen van in 't landt onse welvaert te connen vinden. Hier ben ick noch in die poincten als ick uE. laestmael adviseerde. Dan andere van qualiteit sijn niet vorder als ick. Den cardinaelGa naar voetnoot3 vordert langsaem 't stuck van de commersie, om veel particuliere desseings, die voor moeten gaen. Evenvel doet hij wat ende heeft nu SchapecaesGa naar voetnoot4 op sijne costen te Harfleur gesonden om de plaetse te besichtigen. Hij meent binnen acht dagen hier weder te zijn ende dan de verificatie te becomen. Men can soo weinig in die saeck niet doen oft het sal dienen om mijn pensioen te verseeckeren. Ende ick hoop de kennisse van de saecken van de zee soo te menageren, dat dese luiden mij niet bedriegen en sullen. Comt ergens iet beter voor, wij sullen daerop mogen letten. D'onseeckerheit heeft ons veel quaeds gedaen ende soude het noch connen doen. De coning is siecker hebbende nu een dubbele tertiaen, waerdoor sijn desseings seer werden verachtert. De coninginne, zijn huisvrouw, wierd in de siecte van hem gehouden ende verre van hem gelogeert. Sij heeft bij raed van de gravinne van SoissonsGa naar voetnoot5 haer verstout te gaen bij den coning ende te seggen, dat sij verdraegen had, dat men haer van alle affaires hadde versteecken, maer dat sij verstont, dat niemant haer conde beletten haer echten man in siecte bij te staen. Den coning heeft dat wel genomen ende haer datelijck logys doen geven naest het sijne, 't welck anderen, die ter contrarie de saeck meenden wel beleyt te hebben, doet vresen. Den prins van CondéGa naar voetnoot6 werdt door de sterrekijckers met groote hoop vervult: ende 't gunt hij hoopt werdt bij andere gevreest. Men is hier seer vervaert geweest voor de Engelschen: doch schijnt, dat sij haar cours nae Spaignie nemen. Madame de RohanGa naar voetnoot7 is te Genève: men vreest die van de religie, hertog van Savoye ende graef van SoissonsGa naar voetnoot8 iet te samen voor hebben. 't Hof is vol ombragie. God geve den coning gesondtheit ende 't rijck vrede. Ick en heb monsieur HottomanGa naar voetnoot9 op sijn ernstige begeerte niet connen weigeren te leenen 150 gulden, te min alsoo sijn huisvrouwGa naar voetnoot10 sieckelick ende hij 't door | |
wanbetaeling van noode seide te hebben. Wilt mijn broeder dock van de ses bouckenGa naar voetnoot1 vermaenen ende bidden, dat hij verneemt nae de brieven, die messrs. de PuyGa naar voetnoot2 van mijnentwegen gegeven hebben aen Elzevyr, die hij seit te willen druckenGa naar voetnoot3. 't Sijn brieven van CasaubonGa naar voetnoot4 aen mij. 't Waer goed, dat iemant te Leiden deselve copieerde, opdatter geen vervalsching in geschiede. Ick heb het getal daerop geteickent. 't Proces van de kinderen van den pensionaris OldenbarneveltGa naar voetnoot5 heb ick doorsien: oock daerinne geschreven; sal 't oversenden door d'eerste bekende. Met IntimaesGa naar voetnoot6 saeck sijn wij noch besich. Madame van BocholtGa naar voetnoot7 is quaed te contenteren. Mijne gebiedenisse aen onse ouders, broeders, susters, vrunden ende vrundinnen, naementlijck aen mijn Heer ende Vrouw van der MylenGa naar voetnoot8. Tot Parijs, de 25e Julij 1627. UE. altijd ghetrouwe
| |
Men seit, dat veele brieven onderschept werden. Wilt op 't bestellen letten. Eene, die ick over Brabant had geschickt, is opgehouden onder den hoop, daernae laeten gaen, soo ick vandaer geadviseert. UE. sal die nu ontfangen. Ick heb daerenboven niet gelaeten van weeck tot weeck door de wegh over Sedan te schrijven: heb oock geschreven aen mijn broeders Reigersberg den, aant. raedsheer, ende de Groot. Ick ben seer verwondert in seer langen tijdt niet één letter gehadt te hebben van van MedeGa naar voetnoot9. | |
Adres: Eerbaere deuchdsaeme Juffrouw Maria Reigersberg, huisvrouw van Mr. Hugo de Groot. |
|