Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdVincentius a Paolo(eigenlijk Vincent de Paul) werd in 1581 uit een boerenfamilie te Pouy (sinds 1828 Saint-Vincent-de-Paul in Les Landes) geboren. Hij studeerde te Dax (Les Landes) en te Toulouse en werd in 1600 priester gewijd, waarna hij in de laatste stad theologie studeerde. Hij verbleef enkele jaren in Rome en behaalde in 1608 te Parijs het licentiaat in het kerkelijk recht. Hij kwam er in aanraking met Pierre de Bérulle (»François de Sales), die hem in 1612 een pastoraat te Clichy bezorgde. Hij werd een jaar later huispriester en leraar bij de graaf de Gondi, generaal der koninklijke galeien, en bleef dat tot 1626. Deze positie stelde hem in staat het lot van de gevangenen en slaven op de schepen te verbeteren: hij zou zelfs eens de plaats van een mishandelde en afgematte man ingenomen hebben. Intussen was hij enkele maanden pastoor te Châtillon-les-Dombes en werkte hij onder de | |
[pagina 318]
| |
arme plattelandsbevolking. In 1617 nam hij zich voor zijn leven volledig aan de zorg voor de armen te wijden en begon priesters als medewerkers rond zich te verzamelen. Dat leidde in 1625 tot de stichting van zijn ‘Congregatio Missionis’ (missiegezelschap; ‘missie’ hier te verstaan als tot inkeer oproepende prediking), begonnen te Parijs in het Collège des Bons Enfants, spoedig verlegd naar het klooster van Saint-Lazare. Naar dit klooster werden zijn volgelingen ‘lazaristen’ genoemd. Al als pastoor te Châtillon had hij een vereniging van vrouwen tot stand gebracht voor de verzorging van armen en eenzame zieken, de ‘Confrérie des Dames de la Charité’, die zich spoedig overal verspreidde. De Parijse groep daarvan groeide dankzij Vincents samenwerking met de toegewijde weduwe Louise de Marillac uit tot de ‘Filles de la Charité’. Dit werd de eerste congregatie van religieuze vrouwen in de geschiedenis die zich zonder belemmering van bindende geloften en kloostermuren kon wijden aan haar caritatieve taak voor zieken, gevangenen en galeislaven, krankzinnigen, invalide soldaten, vondelingen en wezen, bejaarden en zwervelingen. Als eersten verleenden zij diensten op de slagvelden. Tijdens de Fronde-opstand (1648-53) richtte Monsieur Vincent in Saint-Lazare gaarkeukens op; daarna zette hij zich in voor leniging van de hongersnood en voor de wederopbouw in de verwoeste provincies rond Parijs. De regentes Anna van Oostenrijk benoemde hem na de dood van Lodewijk xiii, die hij op zijn sterfbed had bijgestaan, in 1643 tot lid van de Raad (Conseil de Conscience) tijdens de minderjarigheid van Lodewijk xiv. In 1660 stierf deze man, die in de geest van de ideeën van »François de Sales en met een groot organisatorisch talent het sociale leven in de tijd van de Dertigjarige Oorlog en de periode van Richelieu en Mazarin beïnvloedde door de zorg voor de meest behoeftigen op zich te nemen. Hij was een verklaard tegenstander van de ideeën der jansenisten (»Augustinus). Zijn preken horen tot de beste uit de 17e eeuw. Moderne kritiek twijfelt aan de waarheid van het verhaal dat Vincent als jong priester door zeerovers gevangen zou zijn genomen waarna twee jaar slavendienst in Tunesië volgde. Hij zou in die periode al begonnen zijn met de zorg voor galeiboeven. Het gebeuren past overigens wel in het avontuurlijke leven van deze heilige uit de tijd waarin Alexandre Dumas (père) in 1844 zijn Trois Mousquetaires plaatste.
Naast de voortzetting van Vincents werk door zijn lazaristen, wier kloosters zich over de hele wereld verspreidden, ontstond in de 18e eeuw een niet onbelangrijke lekenbeweging, waarvan de leden zich inzetten voor de zorg voor de armen. In 1833 vormde te Parijs een 20-jarige student Antoine-Frédéric Ozanam samen met Emmanuel Joseph Bailly de Surey, professor en studentenpastor, en vijf medestudenten een apologetische discussiegroep met als doel het beoefenen der caritas in de geest van Monsieur Vincent. Na twee jaar werd de groep zo groot dat met het oog op het werk een duidelijke organisatie noodzakelijk werd. Men noemde de vereniging, die al na een decennium in andere Europese landen vertakkingen begon te krijgen, ‘Société de Saint Vincent de Paul’ (in Nederland ‘Vincentiusvereniging’; voor vrouwen »Elisabethvereniging). Ozanam, vanaf 1842 professor aan de Sorbonne, was een medestander van Jean-Baptiste-Henri Lacordaire in de strijd tegen de katholieke restauratie onder Chateaubriand. Hij kwam in zijn kritiek (Du progrès par le christianisme 1835) op de ideeën van Claude-Henri de Rouvroy de Saint-Simon (Nouveau Christianisme 1825) voor het eerst tot de formulering van de uitgangspunten van de latere katholieke sociale leer. Vincent de Paul werd in 1729 zalig en in 1737 heilig verklaard. In 1885 riep Leo xiii hem uit tot patroon van alle katholieke verenigingen die zich aan werken van naastenliefde wijden. Zijn feest viert men op 19 juli. Hij wordt afgebeeld in priestersoutane (soms met superplie of koorhemd) en -kalot, nog | |
[pagina 319]
| |
zonder de Franse collaar of priesterbef, maar met een aan de hals opengelaten en over de kraag van de toog heen geplooide slip van een wit hemd. Soms is een klein kind aan zijn voeten of op zijn arm zijn attribuut. Alle afbeeldingen van Vincent, zoals van zoveel anderen uit de periode van de Contrareformatie (»Carlo Borromeo, François de Sales) gaan terug op een tijdens zijn leven vervaardigd realistisch portret. In zijn geval een geschilderde kop door Simon uit 1660, dat hem weergeeft op 80-jarige leeftijd (in het moederklooster van de lazaristen te Parijs). Men ziet een wat boerse man met pretoogjes en een zware lange neus en met een schalkse glimlach om de lippen. Hij draagt een kleine grijze ringbaard. Het portret werd nagevolgd in vele gravures (onder meer door Lochon 1664), schilderijen (Bourdon 1649) en beelden (eind-18e eeuws beeld in de kerk van Saint-Julien-le-Pauvre; met kind op de arm). Uit zijn leven werd een aantal scènes onderwerp voor beeldende kunstenaars. In de schilderkunst wordt hij door Petrini ca. 1725 in de Santa Caterina te Bergamo getoond als predikant; door Jean ii Restout ca. 1750 als aalmoezenier van de galeislaven en door De Nouy in La Trinité te Parijs als vlootaalmoezenier; door Dufau ca. 1805 als plaatsvervanger voor een roeier en door Troy tweemaal ca. 1700 als stervensbegeleider van Lodewijk xiii. Uitbeeldingen van zijn armenzorg vindt men op schilderijen van Restout ca. 1750 en Gamelin 1786 en een glasraam 1951 van Lammers in de kapel van het ziekenhuis te Werl. Franse devotieprentjes uit de 19e en eerste helft 20e eeuw volgen de fysionomie van het vroegste portret (ca. 1835) en de traditie van het kind op de arm (1890; met twee kleine kinderen naast hem op een besneeuwd pad dat naar een klooster leidt) en tonen de motivering van Vincents werk (1929; foto van tekening: een Jezus-Heilig-Hart-verschijning, waaruit stralen de heilige met twee kinderen treffen, begeleidt hen weer op een winterse weg). Abelly schreef in 1664 te Parijs de eerste biografie van Vincent: La vie du vénérable serviteur de Dieu Vincent de Paul (drie banden; herdrukt in 1891). Contassot 1964; Lanzac de Laborie 1927; Meulenberg 1990; Redier 1927; Witzel 1978. |
|