Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdRemigius van Reims,die het epitheton ‘apostel der Franken’ heeft gekregen, werd ca. 438 geboren als zoon van de Gallo-Romeinse Aemilius, graaf van Laon, en van de heilige Cil(i)n(i)a. De heilige Principius, bisschop van Soissons, was zijn oudere broer. Beiden stonden in relatie tot de dichter-bisschop en schoonzoon van keizer Avitus, Sidonius Apollinaris van Clermont-Ferrand. Remigius moet een uitstekende opleiding hebben genoten, reden waarom hij, jonger dan volgens de concilie-voorschriften was toegestaan, op 22-jarige leeftijd tot bisschop van Reims werd gekozen en gewijd. Vanaf diens troonsbestijging in 481 beïnvloedde Remigius de Frankische koning Clovis (Chlodwig). Clovis, leider van de Salische Franken, had niet alleen de Romeinse generaal Syagrius verslagen en de Romeinse domeinen bij zijn rijk gevoegd, maar ook de Ripuarische Franken langs de Rijn en, dieper Germania in, de Thüringers onderworpen. Zijn rijk strekte zich aldus uit over grote gebieden ten westen en ten oosten van de Rijn. De invloed van Remigius alsmede Clovis' huwelijk met een christin, de Bourgondische prinses Clotilde, dochter van koning Chilperich, leidden tot Clovis' doop in de kerstnacht van 498/99 te Reims (?). In de slag bij Vouillé in 507 versloeg hij de Visigoten (»Ermenegild), waardoor ook Aquitanië (Gallië ten zuiden van de Loire) praktisch geheel in zijn macht kwam. De grondslag voor Frank(en)rijk was aldus gelegd. Remigius wijdde zich, nadat hij hun koning gedoopt had, geheel aan de christianisering van de Franken. Hij was het die door de oprichting van een aantal belangrijke bisdommen en het bijeenroepen van een synode (514; waarschijnlijk te Reims) het fundament legde voor de kerkelijke organisatie van het rijk. Het belangrijkste document dat Remigius naliet was zijn testament, dat in een kortere en in een (later aangevulde) langere versie bewaard bleef. Kort na zijn dood in 533 werd een Vita geschreven, die verloren ging. Aan de historische waarde van een biografie ca. 710 en een van bisschop Hincmar van Reims ca. 878 wordt getwijfeld. Gregorius van Tours vertelde ca. 580 in het tweede deel van zijn Historia Francorum het verhaal van Clovis' doop. De heilige Clotilde trok zich na de dood van Clovis in 511 terug in een klooster bij het graf van »Martinus van Tours. Hincmar vertelt een legende. De heilige Geest bracht in de gedaante van een duif Re- | |
[pagina 286]
| |
migius uit de hemel de ampul met de olie, waarmee Clovis na zijn doop gezalfd moest worden. De olie in de ampul, tot 1793 bewaard in de abdij van Saint-Rémi te Reims, raakte later nooit op. De Legenda Aurea bericht dat Remigius' geboorte op oudtestamentische wijze met een verwijzing naar de grote taak van het kind door een engel werd aangekondigd aan Montanus, een blinde kluizenaar. Deze ging naar de oude moeder Cilinia en verzocht haar, als het kind geboren zou zijn, haar moedermelk over zijn ogen te sproeien. Toen zij dat deed, was de blinde man genezen. Ook bezocht Remigius eens een familielid Celsus. Toen men bemerkte dat de wijn op was zegende hij het vat, dat daarop overstroomde. Remigius zou zieken genezen en doden opgewekt hebben, en vogeltjes aten van zijn tafel. Vermakelijk is het verhaal over Genebaldus, een aangetrouwde neef van Remigius. Toen deze met zijn vrouw besloten had om over te gaan tot een geestelijk leven en hun huwelijk te beëindigen, maakte Remigius hem tot bisschop van Laon. Zijn gewezen vrouw bezocht vaak Genebaldus' preken. Eenmaal werd daarna de liefde het gewezen echtpaar de baas. Toen de vrouw enige tijd later zwanger bleek en men dit de bisschop meldde, zei hij dat zij het kind ‘Rover’ moest noemen, want het was tijdens een ‘rooftocht’ verwekt. Nog was hun boete om de wandaad niet voorbij, of het euvel deed zich opnieuw voor. De vrucht was deze keer een meisje, dat van haar bisschoppelijke vader de naam ‘Vosje’ kreeg. Genebaldus ging naar Remigius die hem zeven jaar boete in een kluis oplegde. Voorbeeldig berouw was er de oorzaak van, dat een engel de boetetijd verkortte en Remigius zijn neef weer in zijn ambt herstelde. ‘Rover’ werd na de dood van zijn vader bisschop van Laon en leefde als een heilig man.
Remigius' betekenis voor de Westeuropese cultuur blijkt uit zijn invloed op de eerste Frankische christen-koning. Ongetwijfeld ligt in de legende van de ampul een van de grondslagen verwoord van het sacrale, op de theologie van het Davidische koningschap gefundeerde middeleeuwse koning/keizerschap. Daarin waren vanaf de Capetingische en Karolingische vorsten politieke functie en (bijna sacramenteel) kerkelijk ambt versmolten, met alle goede en slechte gevolgen van dien. In Remigius' Vita zijn aan de evangelieverhalen (bijvoorbeeld de doop en de bruiloft van Kana) parallelle elementen te bespeuren, zoals ook in de Vitae van andere grote heiligen zoals »Martinus en »Franciscus. Remigius' relieken rustten tot 1049 in de genoemde abdijkerk; daarna in de tussen 1211 en 1300 gebouwde kathedraal. Hij is de patroon van Reims (de naam van de stad gaat etymologisch terug op Remigius) en van talloze Franse kerken, en wordt ook in Italië vereerd. Men ziet hem als beschermer tegen pest, andere besmettelijke ziekten en koorts. Zijn feestdag is 1 oktober; te Reims viert men meerdere feesten. Ook koning Clovis is lokaal als heilige vereerd, echter nooit opgenomen in officiële heiligenlijsten. Remigius werd afgebeeld in bisschoppelijk ornaat (»clerici); zijn attribuut is meestal ‘la sainte ampoule’: beelden ca. 1175/80 aan de westfaçade te Reims, in het Suermondt-Museum te Aken en ca. 1550 in de kerk te Weiler. Samen met de oudere patronen van Reims, Calixtus (bisschop van Rome ca. 220) en Nicasius (bisschop van Reims, gestorven 407) vindt men hem aan het noordelijk Calixtusportaal te Reims; samen met Clovis en Clothilde staat hij midden in de 13e-eeuwse koningsgalerij aan de westfaçade aldaar. Cycli treft men aan op twee 13e-eeuwse glasramen te Chartres en op reliëfs aan het zojuist genoemde portaal te Reims. Een handschrift ca. 1350 in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel met Vie de Saint Rémi, door Richier geschreven, bevat talrijke illustrerende miniaturen. Uitgebreid is de cyclus op de tien tapijten, in 1531 vervaardigd in opdracht van bisschop Robert de Lenoncourt, in de abdijkerk te Reims. Uitsluitend politieke betekenis, in de zin van verheerlijking van het | |
[pagina 287]
| |
Franse koningschap, hebben de 17e-eeuwse, Brusselse tapijten in het Musée des Gobelins te Brussel en de vijf schilderijen 1735-38 van Natoire uit Château La-Chapelle-Godefroy, nu in het Musée de Troyes. Van de afzonderlijke afbeeldingen zijn uiteraard de politiek geladen scènes van de doop en de zalving het talrijkst: bijvoorbeeld een reliëf 1220-30 aan het zuiderportaal te Chartres en miniaturen in de middeleeuwse, Franse historische werken zoals Les grandes chroniques de France, Les chroniques de Hainault en La vie de Saint Denis. Ca. 1550 schilderde Sicciolante een fresco en Jacopino del Conte een altaarstuk met de doop van Clovis samen met een groot gevolg in de San Luigi dei Francesi te Rome. Clovis werd voorgesteld als koning met scepter en kroon (grafmonument 1220-30 uit de Sainte-Geneviève, nu in de Saint-Denis te Parijs), soms als een ridder met harnas (bronzen beeld na 1519 aan het grafmonument van Maximiliaan, die van hem meende af te stammen, in de Franziskanerkirche te Innsbruck). Cycli met scènes uit zijn leven bevinden zich op een serie tapijten ca. 1468 met ‘L'histoire du fort roy Clovis’ uit Arras in de kathedraal te Reims. Twee 15e-eeuwse beelden in de Notre-Dame te Les Andelys (Eure) en een marmeren beeld 1841 van Barye in de Sainte-Madeleine te Parijs tonen Clotilde als koningin. Een 12e-eeuws fresco in de crypte te Château-Landon (Seine-et-Marne) beeldt haar biddend af bij de viering van een mis; een 15e-eeuwse miniatuur in het Missaal van de Duke of Bedford toont Clotilde die Clovis een standaard met drie ‘fleurs de lis’ aanreikt, en een schilderij 1744 van Coypel in de kerk te Clairvaux (Aube) haar mystieke vervoering tijdens het gebed. Een 16e-eeuws raam in de Saint-Gervais te Parijs draagt een Clotilde-cyclus. Bouman 1957; Boussinesq/Laurent 1933; Feray 1959; Hinkle 1965; Kurth 1901; Paillard-Prache 1959. |
|