Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdFrancisca(Bussa dei Pontiani) romana was, in 1384 te Rome geboren, een dochter uit de adellijke familie De Bussi, met de koosnaam Ceccolella. Zij leefde in een tijd van grote onzekerheid: de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk (»Jeanne d'Arc), de wrijvingen tussen het koninkrijk Napels en de Pauselijke Staat, en het Westers Schisma, waarvoor men op het concilie van Konstanz pogingen deed om tegenpausen af te zetten en te komen tot een nieuwe, wettig gekozen bisschop van Rome (»Caterina van Siena). Omdat zij al in 1397 uitgehuwelijkt werd aan Lorenzo de' Ponziani, was Francisca niet in staat haar verlangen naar het kloosterleven te volgen. Niettemin werd zij gewaardeerd als een voorbeeldige echtgenote en moeder van haar zes kinderen. Naar de zeden van plaats en tijd moest zij met Vanozza, de vrouw van haar schoonbroer, onder een streng, haar mogelijkheden beperkend regime leven. Daarbij maakten zij en haar familie na de inname van de stad door Ladislaus van Napels, die de in Rome zetelende tegenpaus beschermde, in 1404 en 1408 met andere edelen een ellendige tijd door. Ondanks alles zag zij kans in 1425 een lang gekoesterd plan uit te voeren: de stichting van een ‘Compagnia’ voor vrouwen die zich samen - onder de naam Oblati (aan een benedictijnerklooster verbonden leken) di Santa Maria Nuova - zonder al te veel bindende regels aan de zorg voor de armen en zieken konden wijdden. Eugenius iv hechtte in 1433 zijn goedkeuring aan de activiteiten van Francisca en haar Compagnia. Naar het in dat jaar door de gemeenschap betrokken huis aan de voet van het Capitool werd een nieuwe naam aangenomen: Nobili Oblati di Tor di Specchi (spiegeltoren). In 1436 stierf Francisca's man, waarna zij de leiding van de Oblati op zich nam. In haar laatste jaren leidde zij een boetvaardig leven en onderging zij, zegt zij zelf, door bemiddeling van haar engelbewaarder mystieke ervaringen, die in 97 visioenen in Romeins dialect opgetekend werden door haar biechtvader Giovanni Mattiotti (later in het Latijn vertaald). Francisca stierf in 1440 en werd begraven in de Santa Maria Nuova op het Forum Romanum. | |
[pagina 149]
| |
Verschillende pogingen, al begonnen in haar stervensjaar, leidden in 1508 tot de canonisatie van Francisca door Paulus v. Men riep haar aan voor bescherming tegen de pest en de straffen van het vagevuur. Pius xi stelde haar naast »Christoffel en de profeet Elia in het begin van deze eeuw bovendien aan tot patrones van het gemotoriseerde wegverkeer (vanwege de engelbewaarder!). Haar liturgische feestdag is 9 maart. Francisca wordt afgebeeld in het, aan de Romeinse weduwedracht
Antoniazzo Romano (toegeschreven), Sterfbed van Francisca Romana, fresco uit de 15e eeuw in Pia Casa van het klooster Tor di Specchi te Rome.
Rond het sterfbed van Francisca staan haar priester, volgelingen en het volk van Rome. van haar dagen ontleende gewaad dat haar oblaten nog altijd dragen: een zwart kleed, waarover een witte mantel met grote capuchon. Zij draagt een boek (orderegel of haar visioenen) en soms het Jezuskind. Vaak vergezelt haar de engelbewaarder. In de aangegeven dracht ziet men Francisca afgebeeld met boek en engel op een 15e-eeuws fresco in het klooster Tor di Specchi en op een schilderij ca. 1725 van Guercino; met het Jezuskind op een werk ca. 1610 van Orazio Gentileschi. Slecht bewaarde 15e-eeuwse cycli bevinden zich in het genoemde kloos- | |
[pagina 150]
| |
ter: een fresco-cyclus ca. 1469 uit het atelier van Romano en ca. 1485 van artisans uit de Romeinse school. Afgebeeld worden haar caritatieve bezigheden, bekoringen door de duivel, wonderen, stichting van de Compagnia, Maria laat Francisca haar kind dragen, Maria (wier mantel Maria Magdalena en »Benedictus vasthouden) als Schutzmantelmadonna (Maria met door haar beschermde personen onder de slippen van haar mantel) over Francisca en de oblaten, verschijning van Maria met Petrus en Paulus, visioenen, haar sterfbed en begrafenis. Een Romeins schilderij ca. 1450 toont een door engelen omgeven Maria, die Francisca toestaat haar kind Jezus te dragen, terwijl de engelbewaarder, Paulus, Maria Magdalena (verwijzing naar Francisca's boetepraktijken) en »Benedictus toezien. La Spadarino schilderde ca. 1640 Francisca met haar engelbewaarder. Drie 15e-eeuwse, in het Romeinse dialect geschreven Laudi op Francisca werden in 1883 te Rome samen met de notities van haar biechtvader door M. Armellini gepubliceerd. Armellini 1883; Berthem-Bontoux 1931; Lekeux 1936; Lugano 1945; Lugano/Albergotti 1933; Vie de Sainte Françoise 1891. |
|