Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdFilippo Neri,een typische heilige uit de tijd van de Contrareformatie, had een merkwaardige levensloop. Hij werd in 1515 als zoon van een advocaat te Florence geboren, waar hij van jongsaf beïnvloed werd door de dominicanen van het San Marco-klooster. Door hen leerde hij de geschriften van Savonarola (»Dominicus) kennen. Toen Filippo 18 jaar was nam een oom, die koopman was te San Germano bij Montecassino, hem in zijn bedrijf op met de bedoeling dat hij het na diens dood over zou nemen. Hij ging daar echter niet op in en vertrok naar Rome, waar hij de Florentijn Galeotto del Caccia leerde kennen. Aan hem vertrouwde Filippo zijn kinderen toe. Zestien jaar lang leefde hij in uiterste eenvoud in Galeotto's huis als boeteling, ziekenverpleger en contemplatief, en verkondigde hij de christelijke boodschap in straten en op pleinen. In 1548 richtte Filippo samen met zijn biechtvader Persiano Rosa en een vijftiental | |
[pagina 145]
| |
anderen de ‘Confraternità di Santissima Trinità’ op, waarin men zich wijdde aan de verzorging van arme en zieke Rome-pelgrims. In 1551 priester gewijd, sloot hij zich aan bij een groep priesters verbonden aan de San Girolamo della Carità. Van daaruit groeide zijn levenswerk. In een zaal bij deze kerk, door Filippo ‘oratorio’ (gebedsruimte, kapel) genoemd, kwam hij samen met priesters voor wie hij conferenties hield. Door hem geënthousiasmeerd besloten zij zich te verenigen tot een gemeenschap van gebed en pastorale zorg, die de naam van de kerkzaal kreeg: het (instituut van het) Oratorium van de heilige Filippo Neri. Filippo's oogmerk was de zedelijke verheffing van de Romeinse bevolking. Hij gebruikte daartoe nieuwe methoden zoals preken voor kinderen, instructieve liederen in de volkstaal, pelgrimages en speciale gebedsdiensten. In de laatste laste hij de liederen in. Uit deze para-liturgische vorm ontstond het muzikale ‘oratorium’, naar zijn stichting genoemd. Nog in hetzelfde jaar verhuisde het Oratorio naar de Santa Maria in Vallicella te Rome en werden er huizen (oratoria) gesticht te Fermo, Napels en San Severino. Filippo's stichting kende een soepele organisatie en geen geloften: slechts de liefde moest de leden samenhouden. Latere leden van het Oratorium stelden in het begin van de 17e eeuw statuten op. Filippo's succes stoelde op zijn methoden en vooral op zijn door velen genoten en gewaardeerde Romeinse humor. Veel belangrijke stadgenoten zochten zijn raad en leiding, onder wie pausen en kardinalen. Heiligen hoorden tot zijn vrienden: »Ignatius van Loyola, »Carlo Borromeo en »François de Sales; ook Caesar kardinaal Baronius, die naam verwierf door zijn op instigatie van Filippo begonnen en op uitstekende bronnen gebaseerde kerkgeschiedenis, Annales ecclesiastici (Rome 1588-1607; twaalf banden). Het werk was bedoeld als een contrareformatorisch tegenwicht tegen de, door Flacius Illyricus begonnen en met een drietal anderen voltooide, Magdeburger Centuriën, de eerste protestantse, per eeuw (centurium) opgebouwde kerkgeschiedenis (Ecclesiastica historia integra Ecclesiae Christi; Basel 1559-74; acht banden). Het was ook Filippo die de eerste moderne Romeinse archeoloog Antonio Bosio aanspoorde tot een wetenschappelijk onderzoek van ondergrondse, vroegchristelijke begraafplaatsen in de stad, hetgeen resulteerde in diens nog altijd gewaardeerde Roma Sotteranea (Rome ondergronds; 1634). Ook tegenwerking was Filippo's deel. Onder de strenge, ascetische Pius v kreeg hij een verbod om als biechtvader op te treden. Maar diens opvolgers waardeerden hem weer. Filippo stierf in 1595 te Rome en werd begraven in de Santa Maria in Vallicella. In 1622 volgde zijn canonisatie. Het feest valt op 26 mei. Een van de bekendste leden van het Oratorium was in de 19e eeuw John Henry kardinaal Newman, wiens proces ter zaligverklaring in 1955 ingeleid werd. Zijn grootste verdiensten liggen op het terrein van de vernieuwing van de theologie en de vroomheidsbeleving.
Het portret van Filippo gaat - zoals bij meerdere heiligen uit de tijd van de Contrareformatie - terug op het dodenmasker: een oudere, milde man met wit haar en een korte, maar volle, ronde baard; aldus bij Zuccaro, schilderij 1593 in het Oratorio te Bologna, nagevolgd op een studie ca. 1606 door Rubens. Beelden bevinden zich te Rome in de reeds genoemde Santa Maria (Algardi 1640) en in de Sint Pieter onder de reeks stichters van religieuze gemeenschappen (Maini ca. 1725). Op schilderijen van Reni ca. 1635 in de Santa Maria in Vallicella te Rome, Guercino ca. 1640, Piazetta ca. 1730 in de Santa Maria della Fava te Venetië, Giaquinto ca. 1750 in de Akademie te Wenen en G.B. Tiepolo ca. 1750 in de dom te Padua wordt de heilige in visionaire toestand uitgebeeld. Als ziekenverzorger komt hij voor op een werk ca. 1750 van Graziani in de San Procolo te Bologna. Vaak werd hij voorgesteld samen met »Carlo Borromeo, onder meer op een | |
[pagina 146]
| |
tweede schilderij ca. 1635 van Reni in de kathedraal te Toledo; Giordano wijdde in 1704 drie schilderijen aan de ontmoeting van de twee vrienden (begroeting, gebed en Borromeo kust Filippo's hand) in de San Filippo Neri te Napels. In Italië zijn cycli van de populaire heilige geen zeldzaamheid. Men vind ze onder meer in de genoemde Maria-kerk te Rome (tien schilderijen ca. 1610-21 van Il Pomaranzio) en in de genoemde kerk te Napels (fresco's ca. 1735 van Solimena). Borromini begon in 1638 de bouw van het nieuwe Oratorio San Filippo Neri te Rome. Incisa della Rochetta 1969; Müller-Hofstede 1967; Nigg 1956; Ponelle/Bordet 1958; H. Rahner 1956. |
|