Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdCyrillus van Alexandrië,van wie het exacte geboortejaar (ca. 380) en details uit zijn jeugd niet bekend zijn, moet een ongemakkelijk man geweest zijn. Na een ongetwijfeld goede, klassieke opleiding werd hij door zijn ambitieuze en weinig scrupuleuze oom, bisschop Theophilus van Alexandrië, in de »clerus opgenomen. Na diens dood wist Cyrillus ondanks weerstanden in het diocees diens zetel in 412 te bezetten. Hij ving zijn episcopaat aan met problemen. Verering van Theophilus' tegenstander »Johannes Chrysostomus onderdrukte hij, kerken van schismatici liet hij sluiten en joden - die christenen hadden overvallen - nam hij hun bezittingen af en verdreef hij uit de stad. Zijn lector Petrus organiseerde een lynchpartij tegen de zeer gerespecteerde, oud-gelovige (aan de Romeinse religie vasthoudende) filosofe Hypatia. Ook de glans van Cyrillus' ‘verdienste’ voor de mariologie (theologie over Maria) wordt getemperd door minder fraaie methoden. Toen in 428/29 - als een nasleep van de ariaanse christologie (»Athanasius) - te Constantinopel, vanouds rivaal-bisschopsstad van Alexandrië, waar de Antiocheense monnik Nestorius patriarch geworden was, in preken (naar men zei) verkondigd werd, dat Maria niet de moeder van de God(mens) Jezus was geweest, maar de moeder van een mens, die pas later met de goddelijke natuur verenigd werd, trad Cyrillus op als protaganist van de bestrijders van die mening. Daarbij liet hij geen enkel middel ongebruikt, ook niet dat van verdachtmaking en omkoping. Escalatie leidde er in 431 toe dat keizer Theodosius ii een algemeen concilie uitriep te Efeze. Tegen de regels in opende Cyrillus, die zich als voorzitter opwierp, de kerkvergadering voordat Nestorius en zijn belangrijke medestanders uit Antiochië gearriveerd waren, zodat hij diens veroordeling kon doordrukken alsmede de plechtige verklaring dat Maria de ‘Theotokos’ (Godbarende, Godsmoeder) is. Het gevolg was in plaats van een oplossing nieuwe strijd, die Cyrillus wist te beslechten toen hij in 433 het keizerlijk hof en vooral Pulcheria, zuster van de keizer, op zijn hand kreeg. Nestorius werd veroordeeld, afgezet en verbannen. Cyrillus vond nu tot aan zijn dood in 444 een nieuw voorwerp van bestrijding: de mening van sommige al te voortvarende medestanders die zo ver gingen, dat zij ten gunste van diens God-zijn Jezus' mens-zijn onderbelichtten.
In zijn nagelaten geschriften op exegetisch, dogmatisch en apologetisch terrein treedt Cyrillus naar voren als een uitstekend theoloog, die de beste tradities van »Athanasius en de Cappadociërs (»Basilius) voortzette, zozeer dat men hem ‘spiegel der vaders’ ging noemen. Vooral op het terrein van de ideeën over de uitwisselbaarheid van de eigenschappen onder de drie goddelijke personen, Vader, Zoon en heilige Geest, bracht hij duidelijkheid. Zijn preek Lofrede op de Theotokos heeft grote invloed gehad op de latere ontwikkeling van de Maria-verering. In het | |
[pagina 117]
| |
Oosten rekent men hem vanaf de 9e eeuw onder de hiërarchen (grote geestelijke leiders; »kerkvaders). Zijn feest wordt in het Oosten (met Athanasius) gevierd op 18 januari en 9 juni; in het Westen op 9 februari. Cyrillus werd in het Oosten afgebeeld in bisschoppelijk gewaad (omophorion; »clerici) en altijd met een doek of muts als hoofdbedekking met een of meerdere kruisen daarop, en een boek in de hand. Hij heeft strenge trekken en een donkere lange baard en maakt het onderwijzende gebaar (vingers van de rechterhand geheven, de ringvinger op de duim). Vroegste afbeeldingen zijn mozaïekportretten in de Georgioskerk te Saloniki (5e eeuw) en in de Hagia Sophia te Constantinopel (9e eeuw). Ook een gouden medaillon ca. 1100 aan de Pala d'Oro in de San Marco te Venetië draagt een oosters busteportret. Westerse voorstellingen zijn er van Reni ca. 1610 in de Santa Maria Maggiore te Rome, Rasini uit 1716 in de San Clemente aldaar, en van Domenichino ca. 1620 in de kerk te Grottaferrata, alle met een westerse, min of meer gelukkige interpretatie van het oosterse liturgische gewaad. Burghardt 1957; Kyrilliana 1947. |
|