Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdCornelius van Romewerd - zo vertelt »Cyprianus van Carthago in zijn lange brief 55 - in 251 ‘door de keuze van vrijwel de gehele clerus (»clerici) en met instemming van het aanwezige kerkvolk’ tot opvolger gekozen van de in januari 250 gemartelde en gestorven Fabianus, nadat de Romeinse bisschopszetel vanwege de scherpe vervolging onder Decius vijftien maanden vacant was gebleven. Hij stamde uit de voorname patricische ‘gens Cornelii’ (waaruit ook de Romeinse veldheer en staatsman Sulla ca. 100 v.C. voortkwam). Een minderheid onder de clerus was echter tegen de keuze van Cornelius geweest. Onder leiding van de geleerde, maar recalcitrante priester Novatianus beschuldigde deze factie de nieuwe bisschop van het uitleveren van de heilige boeken aan de vervolgers tijdens de vervolging en van een lakse houding ten aanzien van de boete die aan afvalligen uit de tijd van de vervolging moest worden opgelegd (»Cyprianus). Ze accepteerden Cornelius niet; en Novatianus liet zich door een aantal priesters en confessores (»martelaren) tot tegen-bisschop kiezen en wijden. Een door Cornelius in de herfst van 251 te Rome bijeengeroepen synode met zestig bisschoppen verwierp de beschuldigingen en steunde Cornelius in zijn milde praxis. Novatianus en zijn partij werden uit de Kerk gestoten. Hij en zijn volgelingen noemden zich in tegenstelling tot de in hun ogen van de rechte weg afgeweken gemeente van Cornelius: ‘katharoi’, de zuiveren. Cornelius werd, toen in 253 onder Gallus de vervolging even opleefde, naar Centumcellae (Civitavecchia) verbannen, waar hij na een kort verblijf stierf. Hij werd later bijgezet in de Lucina-crypte in de catacombe van Calixtus te Rome. Van Cornelius resten - behalve zijn graf met de inscriptie: ‘Cornelius Martyr’ - enkele brieven en brieffragmenten, die hij verzond aan collega-bisschoppen elders, onder wie Cyprianus. Uit een van de fragmenten blijkt dat in zijn tijd de clerus van Rome opgebouwd was uit een zevental, door wijdingen toebedeelde ambten, te weten: 47 priesters, zeven diakens, zeven subdiakens, 42 acolieten, 52 exorcisten, en enkele lectoren en deurbewakers (»clerici). De traditie van een martelaarschap van Cornelius is zeer jong. De Legenda Aurea kent haar: hij zou uit de verbanning teruggeroepen en voor Decius zijn gevoerd, die hem na een geseling met loden kogels het bevel gaf in de tempel van Mars voor diens beeld te offeren. Op weg daarheen genas Cornelius op verzoek van een ridder diens lamme vrouw Salustia, waarna het echtpaar samen met | |
[pagina 110]
| |
twintig krijgers tot bekering werd gebracht. Allen weigerden de afgodendienst, bespuwden het Marsbeeld en werden gedood.
De naam van de partij (katharoi) van Novatianus, van wie na de genoemde synode weing meer bekend is, herleefde verschillende malen in de geschiedenis, met name tijdens de beweging der katharen in de 12e en 13e eeuw in Zuid-Frankrijk, een beweging waarvan het woord ‘ketter’ is afgeleid. Cornelius wordt vaak anachronistisch afgebeeld in pauselijk gewaad, met als attributen een zwaard, boek, palm, kruisstaf en vanaf de 14e eeuw meestal een hoorn. Het laatste attribuut, een populaire toespeling op zijn naam (cornus, hoorn), was de reden dat men hem vooral in Noord-Europa de bescherming van het hoornvee en andere huisdieren toevertrouwde. Daarnaast riep men zijn hulp in bij kinderstuipen, epilepsie en zenuwziekten. Centra van verering en van bedevaarten zijn Saint-Corneille-de-Compiègne, Sankt Severin te Keulen en Kornelimünster (tussen Luik en Aken). In Limburg en Brabant werd hij vaak te hulp geroepen bij genoemde ziekten, bovendien bij kinkhoest en jicht, waarvan bewaard gebleven prentjes met aanwijzingen getuigen. Cornelius' feestdag, 16 september, valt samen met die van zijn collega en vriend Cyprianus (op sommige plaatsen 14 september). Een van de vroegste afbeeldingen is het fresco ca. 565 in de Lucina-crypte te Rome, dat Cornelius met boek samen met Cyprianus toont. Op het mozaïek 500-20 aan de schipwand in de San Apollinare Nuovo te Ravenna draagt hij zoals alle martelaren aldaar een kroon. Een Antwerps glasraam ca. 1505 in de Mariakerk toont hem als paus met tiara en kruisstaf. Met Cyprianus verschijnt hij op een schilderij ca. 1530 van de Meester van Messkirch in het slot Liechtenstein en op een werk ca. 1570 van Paolo Veronese in de Brera te Milaan. De hoorn onderscheidt hem op een miniatuur ca. 1440 in het Getijdenboek van Catharina van Kleef (als randversiering acht verschillende vogelkooien: patronage van huisdieren?) en een paneel ca. 1445 van Stephan Lochner (samen met »Antonius Abt en Maria Magdalena; de hoorn heeft hier de vorm van een fraaie drinkhoorn met bewerkte rand, deksel en punt van edelmetaal). Een zilveren, gedreven reliekbuste ca. 1365 bevindt zich in de kerk en een beeld ca. 1550 aan het portaal daarvan te Kornelimünster, waar ook enkele Cornelius-reliekhoornen bewaard worden. Een beeld 1639 in de Saint-Cornély te Carnac (Morbihan) stelt Cornelius, omgeven door koeien, voor als patroon van het vee. Naar het voorbeeld van middeleeuwse beelden vindt men zijn (gipsen massa-produktie-)beeld nogal vaak in de neogotische parochiekerken. Een cyclus met Cornelius' martelaarschap treft men aan op de vleugel van een retabel 1530-48 van Valmasseda (of Valmareda) in de San Cebrán de Campos te Palencia. Franchi de' Cavalieri 1920; Hay 1956; Stany-Gauthier 1953. |
|