Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdLuciferis de naam van een hemelse geest die vóór de schepping van de aarde en de mensen een opstand van engelen tegen God zou hebben ontketend en geleid: de vorst van de gevallen engelen (» duivel). Zijn verhaal, dat teruggaat op een mythe met joodse en christelijke, apocalyptische en gnostieke achtergronden, gaat uit van een oersituatie, waarin zeven hoogste »engelen de lagere engelen leidden bij hun taak God te assisteren bij zijn scheppingswerk. Hun aanvoerder was Samaël, Satanaël of Lucifer. Als teken droeg deze aartsengel een kroon met een enorme smaragd. Bij het vernemen van Gods plan om de mens te scheppen - naar zijn beeld en met de menswording van Gods Zoon in het vooruitzicht - ontketende de afgunstige Lucifer een opstand. Een derde deel van alle engelen volgde hem. »Michaël kreeg de opdracht de rebellen uit de hemel te verdrijven. Een deel van hen werd verspreid in de lucht (Ef. 2,2), een deel over de aarde (1 Petr. 5,8) en een ander deel - met Lucifer - onder de aarde (2 Petr. 2,4). Vandaaruit belagen zij de mensen. Het bericht dat de mensen geroepen zouden worden de plaats van de gevallen engelen in te nemen, was voor Lucifer en de zijnen reden om de aanvallen op hen te verhevigen.
Lucifers naam (drager van licht), gaat terug op de Latijnse Vulgaatvertaling van Jes. 14,12, een tekst over de val van de morgenster. Jezus heeft wellicht op deze tekst gezinspeeld toen hij de eerste 70/72 leerlingen na hun eerste zending bij hun enthousiaste terugkeer prees en zei de Satan als een bliksemstraal uit de hemel te hebben zien vallen (Luc. 10,18). Daarmee interpreteerde hij het succes van zijn leerlingen als een overwinning op Satan (Luc. 10,17-20). Laat-joodse apocriefe boeken (Boek der Jubileeën, het Ethiopisch Boek van Henok en het Testament van Ruben) leiden uit Gen. 6,2-4 (seksuele omgang van | |
[pagina 173]
| |
engelen met mensen, waar reuzen uit voortkwamen) een straf van de zondige engelen af, die daarom in het diepste der aarde gekerkerd werden om bij het ‘oordeel’ in het eeuwige vuur te worden geworpen. De idee van een hevige strijd tussen de opstandige en trouwe engelen in de hemel gaat onder meer terug op typologische interpretaties van teksten als Jes.
Marc Chagall, De gevallen engel, schilderij, in fasen tot stand gekomen tussen 1923 en 1947. Kunstmuseum, Basel. De vuurrode Lucifer contrasteert fel tegen de zwartblauwe achtergrond met het harde geel van de zon en de ezel. Links redt een Russische rebbe de Thora-rollen; rechts de tekens van de apocalyptische vrouw (Apoc. 12,1) en Jezus' kruisdood. Links boven valt een boer met de engel mee. De klok, die herhaaldelijk in Chagalls werk voorkomt, wijst wellicht op de kosmische tijd.
14,12 en Ez. 28,1-10 (waar de koning van Babel of Tyrus als Lucifer wordt geduid) en van Apoc. 12,7-9. De Graal-sage gaat uit van de veronderstelling dat de kelk van het Laatste Avondmaal, waarmee ook »Jozef van Arimatea het bloed van Jezus onder het kruis zou hebben opgevangen, gemaakt was uit de verloren gegane maar teruggevonden smaragd van Lucifers kroon. | |
[pagina 174]
| |
In de middeleeuwen en de tijd van de renaissance beeldde men de val van Lucifer en zijn engelen realistisch uit: zij vallen uit de hemel en veranderen in duivels en demonen en tussen of onder hen stort hun leider als eerste in een opengesperde hellemuil of in een krocht van vuur. Aansluitend bij het apocalyptische drama (Apoc. 12 en 20,1-3) kwamen afbeeldingen meest voor in cycli bij de Apocalyps, maar ook elders: in handschriften (15e-eeuws miniatuur in de Bibliotheca Philosophica Hermetica te Amsterdam), op een Italiaans dubbelpaneel ca. 1325 met talrijke apocalyptische scènes (Staatsgalerie Stuttgart), in de serie Apocalyps-houtsneden 1498 en 1511 van Dürer en op het laatste van de zeven Brusselse tapijten 1540-53 door De Pannemaker in de crypte te Valle de los Caídos. Vanaf de 16e eeuw was de belangstelling voor een strijd van Lucifer tegen »Michaël en zijn leger groot. Daarvan getuigen schilderijen van onder meer Lotto ca. 1535, Frans Floris i ca. 1550 (Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen), Paladino 1601 en Rubens ca. 1635, een mozaïek ca. 1660 van Cesari en Calandra in de Sint-Pieter te Rome, een reliëf in marmer ca. 1790 van Juan de Adán in de kathedraal te Granada, fresco's van Tiepolo ca. 1750 in het aartsbisschoppelijk paleis te Udine en van Gran 1746 in de dom te Sankt Pölten, en gravures van Doré (1866, illustraties bij Miltons Paradise Lost). Wrubel schilderde in 1890 een intrigerende, zelfbewuste, menselijke gevallen engel en Chagall in 1947 een vallende engel. Literaire creaties werden aan Lucifer gewijd door Terano 1582, Guarinionis 1610, Albertinus 1598-1618, Vondel 1654, Milton (de eerste zes boeken van Paradise Lost 1667), Rispardi 1877, Victor Hugo 1886, Butti 1900, Anatole France 1913, Wyndham Lewis (romancyclus) 1928-55 en Moritz 1938/58. Journet 1961; Meyer 1964; Reisner 1961; Schaible 1970; Schmidt 1951; Trinité 1957/58. |
|