Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdLucasgaat door voor de schrijver van het derde evangelie (enige jaren na 70) en volgens de ca. 160/70 aan het boek toegevoegde proloog ook voor de auteur van de Handelingen van de Apostelen (ca. 90-100). Hij was een tijdlang medewerker van »Paulus. Deze spreekt in Kol. 4,14 over hem als over zijn niet-joodse vriend en vermeldt zijn beroep van arts. Volgens een oude overlevering was Lucas afkomstig uit Antiochië in Syrië. In ieder geval blijkt hij als Grieks kosmopoliet zeer goed op de hoogte van buiten-Palestijnse situaties. Vanaf ca. 50/51 reisde hij met Paulus mee op diens tweede missiereis en was hij ca. 60/61 bij hem tijdens diens eerste en ca. 64/65 tijdens diens tweede gevangenschap in Rome. De daaraan voorafgaande perioden in Hand. 16,10-40, 20,5-21,8 en 27,1-28,16 worden door Lucas, kennelijk als lotgenoot, geschre- | |
[pagina 170]
| |
ven in de wij-vorm. Hij zou volgens een Grieks geschrift (de Anti-Marcionitische Prologen, Rome ca. 160-80) na Paulus' dood in Achaia gewerkt en aldaar zijn geschriften samengesteld hebben, en als 84-jarige, ongehuwd, in Boëtië gestorven zijn. In 357 werden zijn relieken uit Thebe naar de Apostelkerk te Constantinopel overgebracht. Legenden lieten hem op veel andere plaatsen preken en als martelaar sterven. De identificatie met de gezel van »Kleopas is willekeurig.
Het Lucas-evangelie gaat uit van oudere bronnen, die stilistisch en compositorisch door een geschoolde Griek bewerkt zijn en aangepast aan een niet-joodse, hellenistische lezerskring. Het heeft als enige naast het Matteüs-evangelie - overigens elk vanuit een andere traditie - berichten over Jezus' jeugd. Het boek is verder gebouwd op een driedelig schema: gebeurtenissen in Galilea, Jezus' reis naar Jeruzalem en zijn laatste dagen. De nadruk die in dit evangelie valt op de universaliteit van het heil in Jezus, vindt zijn voltooiing in het relaas in de Handelingen, waarin de gang van Jezus' boodschap vanuit Jeruzalem naar het centrum van het Romeinse Rijk, Rome, wordt beschreven. Deze tendens verklaart het abrupte einde van dit tweede boek: met de aankomst van Paulus in Rome is het doel bereikt. Lucas bericht als enige over de hemelvaart (Luc. 50-52 en Hand. 1,9-11). De auteur van dit evangelie toont bijzondere aandacht voor de armen en voor vrouwen rond Jezus. Lucas, wiens symbool en voornaamste attribuut het rund is (»evangelisten), werd patroon van de artsen, hun faculteiten en hun gilden, van de slagers vanwege zijn symbool, van de schilders tenslotte vanwege een legende uit de 6e eeuw die vertelt dat hij het portret van Maria geschilderd zou hebben. Mogelijk ligt de grote belangstelling van deze evangelist voor de moeder van Jezus aan deze legende ten grondslag. Soms - vanaf de 15e eeuw - is een kleine Maria-met-kind-afbeelding (paneel of beeld) Lucas' attribuut. Ook schriftrol of codex en schrijf- of schildermatariaal kunnen daarvoor dienen. Lucas' feest wordt gevierd op 18 oktober. De oudste afbeeldingen van Lucas tonen hem met boekrol en chirurgische instrumenten (fresco 7e eeuw in de catacombe van Commodilla te Rome). Een van de vroegste auteursportretten die Lucas voorstellen, treft men aan in de Augustinusbijbel eind 6e eeuw met links en rechts scènes uit het evangelie. Verder is van belang de merkwaardige geweldenaar op een miniatuur van even vóór 1000 uit het Evangeliarium van Otto iii. Er heeft zich geen vast Lucas-type ontwikkeld, wel een zelfstandige scène: Lucas als schilder van Maria. Zij ontstond en werd verbreid in het Oosten (bijvoorbeeld Patmoscodex 1427: Lucas schildert een Maria-ikoon). Het Westen nam het tafereel over. Vooral in de 15e en 16e eeuw, met name in de Nederlanden en Italië, was de voorstelling geliefd. Voor de Nederlanden gaat het naast een miniatuur ca. 1460 van Simon Marmion om schilderijen van een grote reeks meesters, onder wie Memling ca. 1470, Baegert ca. 1490, De Coter, begin 16e eeuw, Gossaert ca. 1520 en Frans Floris i 1556 (Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen). In vele gevallen sierden de schilderijen de zijkapel van het schildersgilde (meestal Lucasgilde geheten). Dit gold bijvoorbeeld voor het van vier replieken bekende paneel ca. 1435 van Rogier van der Weyden, bestemd voor de Lucas-kapel van de Brusselse kathedraal, en voor het paneel van Van Heemskerck 1532 (Sint-Bavo, nu in het Frans Hals Museum te Haarlem; detail op de omslag van dit boek). In mediterrane landen bevinden deze voorstellingen in paneel- of frescovorm zich meestal nog te bestemder plaatse: Andrea Delito 1481 in de kathedraal te Altri, Vasari ca. 1567 in de Santa Annunziata te Florence, Paladino 1601 in de San Giorgio dei Genovesi te Palermo, El Greco ca. 1607 in de kathedraal te Sevilla en Vaccaro 1666 in de Santi Giovanni e Luca te Napels. | |
[pagina 171]
| |
Evangelist Lucas, miniatuur uit het Evangeliarium van Otto iii uit Reichenau, ca. 1000. Bayerische Staatsbibliothek, München. Als een extatische gewichtheffe torst Lucas, majesteitelijk gezeten op een dubbele regenboog in een amandelvormige kosmos-ruimte (‘mandorla’) met een stapel codices in zijn schoot, een wolkenmachine waarin centraal zijn symbool staat: het rund, omgeven door profeten, engelen en bliksemstralen. Lammeren drinken uit stromen die uit rotsen aan zijn voeten ontspringen. De duiding in het bijschrift: fonte patrum ductis bos agnis elicit aquas ('t Rund boort water voor lammeren [gelovigen] uit der vaderen bron).
| |
[pagina 172]
| |
In enkele werken wordt niet het schilderen zelf afgebeeld maar is het slechts de Maria-afbeelding die, als Lucas' attribuut, naar deze handeling verwijst: een paneel van Lochner ca. 1445, een vaandel voor het gilde der schilders en zadelmakers van Blondeel 1545 in de Sint-Salvator te Brugge, en een sculptuur van Mathias Braun 1715 in de Clemenskerk in Praag. Een heel eigen uitbreiding van Lucas' schildersactiviteit geeft Zurbarán op een doek ca. 1635, waar Lucas de kruisiging schildert. Sporadisch werd Lucas samen met Paulus afgebeeld, zoals op een paneel ca. 1390 dat aan de Meester van Villahermosa en Francisco Serra toegeschreven wordt. Iets vaker is hij voorgesteld als arts, bijvoorbeeld door Juan de Levi op een 15e-eeuws retabel of door Van Schuppen op een onderdeel van diens altaarstuk uit ca. 1725 in de Karlskirche te Wenen. Veel elementen van de Lucas-iconografie zijn terug te vinden op een kopergravure van Klauber ca. 1750: Lucas in een apotheek met het rund als attribuut, het begin van zijn evangelietekst, een Mariaschilderij op een ezel en een prent van hemzelf met Paulus. Een unicum is de afbeelding van de aanwezigheid van Maria bij de (anachronistische) celebratie van een mis door Lucas op een retabel uit de 15e eeuw van Juan de Segorbe. Belangrijke sporen liet de evangelist in de literatuur- en muziekgeschiedenis niet na. Men zou kunnen wijzen op een met legenden gevulde Griekse vita van de staatsman en historicus Simeon Metaphrastes ca. 975, en een lofdicht van Van der Valckert, voorgedragen op het feest van Sint Lucas te Amsterdam in 1618. Emminghaus 1966; Henze 1948; Schweizer 1982; Van Veldhuizen 1926. |
|