Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdgenootschapGenootschappen ontstonden vooral in de periode van de Verlichting, in Nederland na ongeveer 1750. Het zijn verenigingen die tot doel hebben de wetenschap en vaak ook de Nederlandse taal- en letterkunde te bevorderen. Dat kon onder meer gebeuren door het uitschrijven van prijsvragen waarvoor men teksten kon inzenden, waarop dan een bekroning kon volgen. Er zijn literair-wetenschappelijke genootschappen en er zijn genootschappen die zich bij uitstek richten op de creatieve voortbrengselen van de letterkunde. Die laatste kan men zien als een herleving van de rederijkerskamers in de vorm van een dichtgenootschap. Vooral de 19de eeuw kende een grote behoefte aan de sociabiliteit die van genootschappen uitging. Men trof er gelijkgestemden waar geluisterd kon worden naar de voordracht van literair werk van leden of waar men eigen werk kon presenteren. De 19de-eeuwse literatuur was in hoge mate een orale literatuur. Grote invloed ging bijvoorbeeld uit van de voordracht die D.J. van Lennep in 1827 ten beste gaf in genootschappelijke kring, de Verhandeling over het belangrijke van Hollands grond en oudheden voor gevoel en verbeelding, een pleidooi voor het gebruik van de glorieuze geschiedenis van ons vaderland voor de historische roman. Vrijwel elke stad van enige betekenis had zijn eigen genootschap: Leiden bijv. Kunst wordt door arbeid verkreegen, Den Haag Kunstliefde spaart geen vlijt en Amsterdam Wij streeven naar volmaaktheid. Nationaal opereerde de Hollandsche Maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen die een dominante en centrale rol speelde en waarvan Bilderdijk, Tollens, Da Costa, Van Lennep, Beets, Kneppelhout, Geel e.v.a. lid waren. Bilderdijk droeg zijn poëticale geloofsbelijdenis De kunst der poëzy (1811) voor in het genootschap Felix Meritis in Amsterdam. Ook de Tachtigers zijn aanvankelijk kort lid geweest van een genootschap, het Amsterdamse studentengenootschap Flanor waar F. van Eeden zijn parodie op de dominee-dichters voordroeg: de Grassprietjes (1885). In de 20ste eeuw werd de rol van dit type genootschappen grotendeels overgenomen door happenings als Poëzie in Carré of De nacht van de poëzie en de talloze leeskringen. In België bestonden zowel Franstalige genootschappen als Vlaamstalige. Tot de Vlaamstalige behoorden in de 19de eeuw de Maatschappij voor Vaderlandsche Taal- en Letterkunde te Brugge en de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Gent, bekend onder het motto 'Regat Prudentia Vires'. Naast de hier beschreven vormen van genootschappelijkheid bestaan er ook tal van genootschappen rond één auteur. Dergelijke genootschappen hebben leden die zich intensief bezighouden met onderzoek en het onder de aandacht brengen van het werk van de door hen bewonderde schrijver. Door het organiseren van conferenties, herdenkingen, tentoonstellingen en uitgaven van zijn werk trachten ze de belangstelling voor hun auteur gaande te houden. De wetenschappelijke ambities van deze genootschappen kunnen sterk variëren. Sommige zijn beperkt tot enkele fervente liefhebbers, andere tellen vele leden en beschikken over websites, nieuwsbrieven en soms zelfs een eigen tijdschrift, zoals de Vestdijkkroniek of Boelvaar Poef van het Louis Paul Boon Genootschap. Andere genootschappen van dit type in het Nederlandse taalgebied zijn o.m. het Multatuli Genootschap, het W.F. Hermans Instituut, de Vestdijkkring, de Stichting Willem Brakman, de Stichting Gerard Walschap en het Willem Elsschot Genootschap.
Vergaderzaal van ‘Kunst wordt door arbeid verkregen’ (1774). [bron: B. Dongelmans e.a. (red.), Dierbaar magazijn (1995), p. 56].
Lit: J.J. Kloek, 'Literaire genootschappen 1748-1800' in Documentatieblad werkgroep 18e eeuw 15 (1983), p. 21-89 W.W. Mijnhardt, Tot heil van 't menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815 (1988) H. Vanacker, 'De taal- en letterkundige genootschappen in Vlaanderen: onderzoeksproblemen en -tendensen, met als voorbeeld Regat Prudentia Vires' in A. Deprez & W. Gobbers (red.), Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw. Dertien verkenningen (1990), p. 25-44 K. Singeling, Gezellige schrijvers. Aspecten van letterkundige genootschappelijkheid in Nederland, 1750-1800 (1991) W. van den Berg, 'Genootschappelijkheid' in Een bedachtzame beeldenstorm (1999), p. 65-195 M. de Vries, Beschaven. Letterkundige genootschappen in Nederland, 1750-1800 (2001) J. Campbell, Literary circles and gender in early modern Europe (2006) G. Draye, Laboratoria van de natie. Nederlandstalige literaire genootschappen in Vlaanderen over politiek, literatuur en identiteit 1830-1914 (2009).
|