Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdzeispreukEtym: zei-spreuk < zei = zegde. Term voor een spreekwoord of gezegde dat een persoon in de mond gelegd wordt ("zei ...). Het bevat een apoloog (vandaar ook apologisch spreekwoord genoemd; een kort, soms allegorisch, vertelsel, of een anekdote met een moraal) en is dus enigszins verwant aan de allegorie en aan de anekdote. Bijv.: allemaal Menschen, zei de Bagyn, en zy zoende den Pater Sommige zeispreuken zijn in het spreekwoordelijk jargon van de omgangstaal opgenomen, zoals: ‘Alles met mate, zei de snijder, en hij sloeg zijn vrouw met de el’. Bekend zijn de zeispreuken van kapitein Pulver in J. van Lenneps Ferdinand Huyck, zoals niemand kan ‘t helpen, zoo als de man zeî, toen hij zijn vrouw van de trappen gegooid had. De zeispreuk behoort tot de zgn. gnomische vormen of einfache Formen. Zie ook spreuk. Lit: A. Jolles, Einfache Formen (1930; Ned. vert. 2009) A. Jacob, 'Enkele beschouwingen over de "Zeispreuk" en het "Sagwort" ' in Spiegel historiael Bond Gentse Germanisten 2 (1959-1960) 4, p. 73-96 A. Jacob, 'De zeispreuk in het Nederlandse taalgebied' in Spiegel historiael Bond Gentse Germanisten 6 (1964) 1-2, p. 17-22 C. Kruyskamp, Allemaal mensen ... Apologische spreekwoorden (19653).
|