Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstraatliedEen sinds de 16de eeuw voorkomend lied, gezongen bij allerlei openbare gelegenheden, zoals jaarmarkten (vgl. marktlied), vaak op een klein podium/voetbankje (vandaar Du. Bänkelsang). Het werd verkocht door marskramers of liedjeszangers op losse bladen (vgl. vliegende bladen, pamflet), later ook in bundeltjes. Onderwerpen waren veelal actuele gebeurtenissen, zoals moorden, misgeboorten, ongelukkige liefdes, natuurrampen en uiteraard ook politieke actualiteiten zoals de Tiendaagse Veldtocht, de Eerste Wereldoorlog e.a. Ook volksverhalen leverden stof voor het straatlied, zoals het verhaal van de twee koningskinderen en de geschiedenis van de wandelende jood. Een bekende straatzanger is Klein Jan (Pieter de Vos), van wie veel bewaard is gebleven, o.a. Kleyn Jans Konkelpotje, of het Pleysierige en vermakelyke Vossenburgje, gerymt door Pieter de Vos of de zogenaamde Kleyn Jan (1714), waarin men bijv. het bekende lied ‘Altijd is Kortjakje ziek’ aantreft. Sinds de 19de eeuw ziet men een verandering optreden door ontleningen aan opera’s en operettes en later aan film en cabaret. Daaruit ontwikkelde zich de schlager. Omgekeerd werd het straatlied soms gebruikt door schrijvers van opera’s en zangspelen, zoals blijkt uit de Dreigroschenoper (1928) van B. Brecht. Een typisch voorbeeld van het straatlied is het scharminkelliedje. Gelet op de gemakkelijke toegankelijkheid van inhoud en vorm is er verwantschap met sommige voorbeelden van het volkslied-1 en het kinderlied. Kijkt men naar het triviale karakter van menig straatlied dan kan men verwantschap zien met de wereld van de kitsch en de smartlap. Belangrijke verzamelingen van straatliederen vindt men o.a. in de Stadsbibliotheek van Antwerpen en in de KB’s van Brussel en Den Haag. Lit: D. Wouters & J. Moorman, Het straatlied: een bundel schoone historie-, liefde- en oubollige liederen, 2 dln. (1933-1934) F.K.H. Kossmann, De Nederlandsche straatzanger en zijn liederen in vroeger eeuwen (1941) J.J.A. Mooij, Idee en verbeelding (1981), p. 12-15 R. Dekker & L. van der Pol, “Wat hoort men niet al vreemde dingen...” in Spiegel historiael 17 (1982), p. 486-494 F. Martin, ‘De liedjeszanger als massamedium: straatzangers in de achttiende en negentiende eeuw’ in Tijdschrift voor geschiedenis 97 (1984), p. 422-446 St. Top, Komt vrienden, luistert naar mijn lied: aspecten van de marktzanger in Vlaanderen (1750-1950) (1985) L.P. Grijp, 'Gruwelijk geblèr of indringende voordracht?: de performance van het straatlied' in Literatuur 21 (2004) 3, p. 20-25 L.P. Grijp & M. de Bruin (red.), De kist van Pierlala: straatliederen uit het geheugen van Nederland (2006).
|
|