Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmanifestEtym: Lat. manu-festus = hand-vast, tastbaar, zich helder of duidelijk vertonend. Aanduiding voor die vorm van individuele of collectieve auteurspoëtica (poëtica) die als openbare verklaring de functie heeft van een programmatisch geschrift, vaak in de vorm van een brochure, pamflet of inleiding op een nieuw tijdschrift. Vaak worden er dan ook nieuwe literaire opvattingen in kenbaar gemaakt. Het manifest dient doorgaans als begeleiding van een (geïntendeerde) nieuwe beweging in de literatuur. Bekende literaire manifesten zijn die van F.T. Marinetti, Manifeste du futurisme (1909) en A. Breton, Les manifestes du surréalisme (1924, 1929, 1942). Een Nederlands voorbeeld is Albert Verwey’s Inleiding in de nieuwe Nederlandsche dichtkunst(1905), een programmatisch geschrift dat, goeddeels in de vorm van een terugblik op de ontwikkelingen in de jaren 1880-1900, een aantal besliste poëticale uitspraken doet over de richting die de literatuur diende in te slaan. Dit manifest verscheen afzonderlijk in hetzelfde jaar waarin Verwey’s tijdschrift De Beweging zijn eerste jaargang beleefde en waarmee het nauw verband hield. Ook het ‘Ter inleiding’ van Ter Braak op Forum in aflevering 1 van jaargang 1 (1932) kan beschouwd worden als een manifest. Er zijn echter ook andere vormen van openbare literaire verklaringen. Men denke aan de auteur die zijn eigen werk inleidt (Johannes Kinkers ‘voorredes’ bij zijn Gedichten 1819-1821) of andermans werk (Willem Kloos’ inleiding op de Gedichten van Jacques Perk (1882), gezien als het poëtisch programma van Tachtig). Ook menige bloemlezing bevat een manifest als inleiding, zoals die van D. Binnendijk op Prisma (1930) of Gerrit Kouwenaar op Vijf 5 tigers (1955). Afzonderlijke vermelding verdient het manifest als tekstsoort binnen het modernisme. De historische avant-garde gebruikte het manifest als een geheel nieuw genre. Hierin presenteerde men zijn opvattingen over literatuur, kunst en maatschappij aan het publiek door middel van een grote variëteit aan typografische en retorische middelen. In het algemeen kan men zeggen dat het vooral sinds de romantiek veel voorkomt dat belangrijke vernieuwingsbewegingen met manifesten zijn ingeluid, vanaf het afzonderlijk verschenen ‘Prospectus’ ter inleiding van De Gids (1837) tot de artikelenreeks Analyse en oordeel van J.J. Oversteegen in Merlyn (1965) en het Manifest voor de jaren zeventig (1970) van Peter Andriesse, Hans Plomp. Heere Heeresma en George Kool. De beoefenaar van de literatuurgeschiedenis kan in het manifest aanknopingspunten vinden voor voorstellen inzake de periodisering. Lit: A. Breton, Manifestes du surréalisme (1965; vernieuwde druk 1985) G.J. Vis, Johannes Kinker en zijn literaire theorie (1967), p. 44-113 J.C. Brandt Corstius, Het poëtisch programma van Tachtig: een vergelijkende studie (1968) ‘Les Manifestes’, themanummer van Littérature (1980) R. Vervliet, De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914 (1982) I. Boelaert, Programmaverklaringen in de Vlaamse literaire tijdschriften (1989) F. Drijkoningen & J. Fontijn (red.), Historische avantgarde (19913) W. Fähnders (red.), Manifeste und Proklamationen der Europäischen Avantgarde (1909-1938) (1995) H. van den Berg & T. Smith (red.), Holland’s bankroet door dada: documenten van een dadaïstische triomftocht door Nederland (1995) H. van den Berg & R. Grüttemeier (red.), Manifeste: Intentionalität (1998) M. Burger, Les manifestes: paroles de combat (2002) G. Sebbag, Manifestes DADA – surréalistes (2005).
|
|