Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdsprokeEtym: Middelned. sproke = spreuk. Middelnederlandse benaming voor kort, rijmend verhaal van 180 tot 200 versregels, met een benedengrens van ca. 10 verzen en een bovengrens van ca. 700 verzen. Het genre is nauw verwant aan exempel, parabel en preek en was vooral in de 14de eeuw populair. Sproken werden door rondreizende sprooksprekers voorgedragen en waren voor het publiek op het gehoor te volgen. De inhoud is zowel verhalend als betogend van karakter en mist vaak een lyrische inslag. Meestal dient de sproke impliciet of expliciet een moraalfilosofisch of didactisch doel: de nadruk ligt hierbij op morele waarheden en christelijke of wereldlijke ethiek. De meeste bewaard gebleven sproken stammen uit de literaire wereld rondom het Hollands-Beierse hof (ca. 1350 - ca. 1400) en zijn van Willem van Hildegaersberch (Gedichten van Willem van Hildegaersberch, ed. Bisschop en Verwijs, 1870, ongew. herdr. 1981). Een andere bekende sprookspreker is Augustynken van Dordt. Sommige sproken worden ook wel notabel genoemd, hoewel het niet duidelijk is of er verschillen tussen beide zijn. Lit: F.P. van Oostrom, ‘Achtergronden van een nieuwe vorm: de kleinschalige epiek van Willem van Hildegaersberch’ in Vorm en functie in tekst en taal (1984), p. 48-72 F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400 (19965), p. 46-85 T. Meder, Sprookspreker in Holland. Leven en werken van Willem van Hildegaersberch (ca. 1400) (1991) D. Hogenelst, Sproken en sprekers. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke, 2 dln (1997) F. van Oostrom, Wereld in woorden: Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1300-1400 (2013), p. 402-420.
|
|