Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdrubricatieEtym: Lat. rubrum = rode inkt < ruber = rood. Term uit de codicologie voor de meest eenvoudige manier van versiering van handschriften door het gebruik van rode inkt, rubrum of minium (vandaar ook miniatuur) genaamd. Voor uitvoering in rood kwamen in aanmerking: kapittelopschriften, lombarden, paragraaftekens; vaak ook werd de eerste letter van een versregel doorgehaald (‘opgehoogd’). Als er sprake is van versiering op niveau, dan spreekt men van boekverluchting of historiëring (initiaal-1). Het was niet ongebruikelijk dat degene die rubriceerde (de rubricator) een ander was dan de kopiist, zoals ook blijkt uit het colofon van een handschrift met werken van Jan van Ruusbroec: de kopiist besluit met ‘Biddet trouwelic voer den scryver om God’, waaraan door de rubricator in rood is toegevoegd: ‘Ende voer den genen diet geroet heeft’. Wanneer het afschrijven en rubriceren gescheiden plaatsvond, zette de kopiist op plaatsen waar er gerubriceerd moest worden, een representant of schreef hij de in het rood uit te voeren tekst zo ver in de binnen- of buitenmarge, dat hij na het inbinden en afsnijden niet meer zichtbaar zou zijn.
De rubricatie dient hier tot het opvullen van de witte ruimte, waardoor een gesloten bladspiegel ontstaat (1473). [bron: W.Gs Hellinga, Kopij en druk in de Nederlanden (1962), p. *12]
Lit: W.Gs Hellinga & P.J.H. Vermeeren, ‘Codicologie en filologie XI’ in Spiegel der Letteren 7 (1963-1964), p. 204-207 J.M.M. Hermans & G.C. Huisman, De descriptione codicum (19813), p. 38-39 A.S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkebossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw (1992) D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld (1995), p. 32-34.
|
|