Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprimaire literatuurEtym: Lat. primarius = eerste, voornaamste < primus = eerste. Verzamelnaam voor die categorie bronnen die men tot het scheppend werk, tot de literaire kunst rekent. Publicaties over het literaire werk als object van onderzoek (monografieën, tijdschriftartikelen e.d.) noemt men secundaire literatuur. Soms is het onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur arbitrair. Dat kan bijv. het geval zijn met essays of memoires die door hun vormgeving of afkomst (van een bepaald auteur) – afhankelijk van het gebruik dat men ervan maakte – óf tot de primaire óf tot de secundaire literatuur gerekend worden. Men denke bijv. aan de essays van Ter Braak of de dagboeken van Hans Warren. In de Mededelingen van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, een kaartsysteem van subjectieve persoonsbibliografieën (subjectieve bibliografie), worden dergelijke geschriften dan ook als primaire literatuur beschouwd. In de exacte wetenschappen en vervolgens ook in de documentaire wetenschap hanteert men een andere indeling omdat men daar niet te maken heeft met primaire literatuur in de zin van literaire kunst (het onderzoeksobject wordt aangeduid als bron). Daar verstaat men onder primaire literatuur díe publicatie(s) waarin een onderzoeker voor het eerst zijn onderzoeksresultaten meedeelt. De literatuurwetenschapper zal bijv. Vondels Gysbreght primaire literatuur noemen; voor de documentalist is dit de bron. W.A.P. Smits verhandeling over de Gysbreght in zijn monografie Van Pascha tot Noah noemt de literatuurwetenschapper secundaire literatuur; de documentalist vindt dit primaire literatuur. De Bibliographie van Vondels werken door J.H.W. Unger hoort voor de literatuurwetenschapper tot het apparaat; de documentalist noemt dit werk secundaire literatuur. De documentalist onderscheidt ook nog tertiaire literatuur, waartoe hij het algemene gedeelte van het apparaat van de neerlandicus rekent. Lit: P.S.A. Groot, Documentaire dienstverlening (1981), p. 165 A.O. Kouwenhoven (red.), Handboek bibliografie (19953).
|
|