Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdgenus humileEtym: Lat. eenvoudig genre. Term uit de retorica – ook aangeduid met de termen tenue, subtile, summissum en gracile – voor het laagste der drie genera elocutionis, het genus dat het dichtst bij de spreektaal staat. Van deze stijl werd vooral een correcte en duidelijke taal (puritas en perspicuitas) verwacht. In proza was het voorbeeld de briefstijl van Cicero en de stijl van C. Julius Caesar, in poëzie de stijl van Vergilius’ Eclogen. Het klassieke blijspel wordt tot dit genus gerekend. Ook de behandeling van onderwerpen in een rede of een tekst die het publiek of de lezer eigenlijk niet interesseren, wordt genus humile genoemd. Juist de te verwachten desinteresse is voor veel auteurs aanleiding om te laten zien (via docere en probare) dat moeilijke stof ook door het invlechten van simpele verhalen een groot publiek kan bereiken, waarbij er dan wel weer voor opgepast dient te worden dat de lering niet verloren gaat. Ook het banale kan literair interessant zijn: auteurs beschrijven personen en problemen van het arme volk en bedelaars in bijv. de picareske roman. Overdrijving leidt echter tot dorheid en schraalheid (genus aridum, exile). Lit: H. Pleij, ‘Over de betekenis van middeleeuwse teksten’ in Spektator 10 (1980-1981), p. 299-339 M.A. Schenkeveld-Van der Dussen, ‘Camphuysen en het genus humile’ in H. Duits, A.J. Gelderblom & M.B. Smits-Veldt (red.), Eer is het lof des deuchts. Opstellen over renaissance en classicisme aangeboden aan dr. Fokke Veenstra (1986), p. 141-153 G. Ueding (red.), Historisches Wörtterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 921-972.
|
|