Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdkenningEtym: Oudnoors kenna = kennen, herkennen In de Oudgermaanse poëzie: een dichterlijke omschrijving (perifrase) die bestaat uit een figuurlijke, min of meer complexe of vage aanduiding die in plaats van een bedoelde persoon, een zaak of een begrip gesteld wordt. Hoewel sommige kenningen een hoge originaliteitswaarde hadden, eindigden ze vaak in het repertorium vaste wendingen (zgn. formules) van de dichters (orale literatuur). Naar de vorm bestaan ze doorgaans uit een genitief-constructie (bijv. ‘rivier van het lijk’ = ‘bloed’) of een samengesteld woord (bijv. ‘walvissenweg’ = ‘zee’). Naar de betekenis berusten ze op een vaak op een metafoor (bijv. ‘paard van de zee’ = ‘schip’). Maar ook andere betekenisverbanden zijn mogelijk; een metonymie ligt bijv. aan de basis van ‘weg van de maan’ = ‘hemel’ (de kenning geeft een functie aan van de referent) of ‘woudverwoester’ = ‘vuur’ (de kenning geeft een gevolg aan van de referent); in een voorbeeld als ‘Odins zoon’ = ‘Balder’ is er amper sprake van figuurlijk taalgebruik. Soms is het moeilijk om kenningen te begrijpen zonder de achtergrondkennis van de Oudgermaanse mythen. In de proza-Edda van Snorri Sturluson (12de eeuw) worden een aantal kenningen geduid; bijv. ‘Midgarz véorr’ (beschermer der aarde) en ‘Fiargyniar burr’ (zoon van de eikgoden) zijn twee poëtische omschrijvingen van de Germaanse god Thorr. Kenningen zijn kenmerkend voor de skaldenpoëzie (skald), maar de term wordt ook vaak gebruikt i.v.m. de Oudengelse poëzie (bijv. Beowulf) en de Oudgermaanse literaturen in het algemeen. Lit: L. Mittner, Wurd: das Sakrale in der altgermanischen Epik (1955) E. Marold, Kenningkunst. Ein Beitrag zu einer Poetik der Skaldendichtung (1983) Th. Krömmelbein, Skaldische Metaphorik: Studien zur Funktion der Kenningsprache in Skaldischen Dichtungen der 9. und 10. Jahrhunderts (1983).
|