Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdesbat(t)ementEtym: Fr. s’ébattre = zich amuseren, stoeien. Benaming van een 70-tal kluchtige toneelspelen van de rederijkers in de 16de eeuw. Aanvankelijk gold de naam voor alle dramatische werken (vaak gelegenheidsstukken) die een ontspannende functie hadden, dit in tegenstelling tot het spel van zinne, dat ernstiger en gekunstelder was en een belerende bedoeling had. Esbatementen in de meer specifieke betekenis waren ontspannende toneelstukken die karikaturaal een aantal types (bedelaars, vrekken, ex-monniken, bedelbroeders, e.d.) samenbrachten rondom enkele stereotiepe thema’s (geldkwesties, huwelijk, enz.). Het geheel werd gelardeerd met volkse grollen en elementaire motieven als scheld- en kijfpartijen, eet- en drinkgelagen, enz. Als dusdanig zijn ze thematisch en formeel verwant met cluten (klucht-1) en sotternieën, waarvan ze zich echter onderscheiden door een hogere graad van artistieke beheersing, een complexere intrige en een uitgesproken hekelende bedoeling. In de Nederlanden, waar men ook de benaming ‘batement’ gebruikte, werd de term gehanteerd voor een toneelstuk dat men ook wel een blijspel zou kunnen noemen, bijv. Een esbattement van smenschen sin en verganckelijcke schoonheit (ed. Ned. Inst. RUG, 1967), of Esbatement van den appelboom (ed. Waterschoot, 1979). De gemiddelde lengte van een esbatement is ca. 500 versregels. Lit: J.B. Drewes, ‘Het Esbatement van den Appelboom’ in TNTL 82 (1966), p. 298-310 W. Waterschoot (inleiding en tekstuitgave), Het esbatement van den appelboom (1979) A. van Elslander, ‘Letterkundig leven in de Bourgondische tijd. De Rederijkers’ in Id., Terugblik (1986), p. 9-25 W.N.M. Hüsken, Noyt meerder vreucht. Compositie en structuur van het komische toneel in de Nederlanden voor de Renaissance (1987).
|
|