Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdauctoriële vertelinstantieEtym: Lat. auctoritas = gezag. Term geïntroduceerd door F.K. Stanzel (Du. auktoriale Erzählsituation) om een specifieke vorm van de alwetende vertelwijze te karakteriseren waarbij de externe focalisator de werkelijkheidsillusie doorbreekt door rechtstreeks met de lezer te communiceren over het verhaalde c.q. de gehanteerde verhaalvorm. Hij kan dit doen op verschillende manieren en met verschillende bedoelingen, bijv. door commentaar te leveren op de gebeurtenissen in het verhaal, door expliciete flashforwards en flashbacks, door de lezer rechtstreeks aan te spreken, enz. De verteller staat hier buiten en boven de verhaalde geschiedenis en laat, als een soort commentator/uitgever (vandaar ook de benaming ‘editorial omniscience’) zijn subjectieve gesteldheid duidelijk merken. Het gevolg hiervan is dat de lezer de verhaalwereld binnentreedt a.h.w. aan de hand van een gids op wiens gezag (auctoritas) hij is aangewezen. Soms gebeurt dit indirect of impliciet (‘men kan zich voorstellen dat het voor X een groot genoegen was' ...), maar soms ook expliciet, zoals in bepaalde historische romans, op de manier van ‘U denkt nu misschien, lezer'...). De auctoriële vertelwijze is kenmerkend voor de grote romankunst uit de 18de eeuw (bijv. Tom Jones, 1749, van H. Fielding) en de eerste helft van de 19de eeuw (historische roman, realisme-1), maar onder invloed van het naturalisme raakt het procedé op de achtergrond, omdat de nagestreefde objectiviteit er geweld mee zou worden aangedaan. In veel moderne literatuur wordt dit perspectief echter weer gebruikt om de lezer tot een bepaalde zienswijze over te halen of hem juist het fictieve van de tekst te doen inzien en zo een kritische distantie te bewerkstelligen (vervreemdingseffect). Soms werkt de auctoriële vertelwijze ook bewust archaïserend, zoals in L.P. Boons De bende van Jan de Lichte (1957). Een voorbeeld van een typisch auctoriaal vertelde historische roman is A.L.G. Bosboom-Toussaints Het huis Lauernesse (1843). Voor het realistisch proza kan verwezen worden naar Hildebrands Camera obscura (1839). Ook onderdelen van romans kunnen op die manier worden verteld, zoals in G.K. van het Reve’s De avonden (1947), waarvan alleen het begin auctoriaal verteld is, waardoor ten opzichte van de rest van het boek een ironisch effect ontstaat. De vaak gebruikte aanduiding ‘auctoriale roman’ werkt dan ook vertekenend omdat ze de indruk wekt dat zo’n roman uitsluitend via een auctoriële vertelinstantie verhaald wordt; de ‘personale’ en ‘neutrale’ gedeelten worden dan verdoezeld. Onder personale vertelwijze verstaat Stanzel een hij-verhaalvorm waarbij de gebeurtenissen aan de lezer gepresenteerd worden via een of meer personages. De vertelinstantie is hier ogenschijnlijk afwezig: er is geen duidelijk waarneembare ‘verteller’. Voorbeelden van bekende Nederlandse romans met een overwegend personale vertelwijze zijn: G.K. van het Reve, De avonden (1947), W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles (1958) en Jan Wolkers, Een roos van vlees (1963). Lit: F.K. Stanzel, Die typischen Erzählsituationen im Roman (1955) H. van Gorp, ‘De aanwezigheid van de schrijver in de “auktoriale” roman’ in Spiegel der letteren 7 (1963), p. 1-16 A.G.H. Anbeek van der Meijden, De schrijver tussen de coulissen (1978) E. Abadi, Erzählerprofil und Erzähltechnik im Roman "der Zauberberg": eine Untersuchung zu Auktorialität und Perspektive bei Thomas Mann (1998).
|
|