Lexicon van de jeugdliteratuur
(1982-2014)–Jan van Coillie, Wilma van der Pennen, Jos Staal, Herman Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||
Bureau Boek en JeugdDe instelling van het Bureau Boek en Jeugd hing samen met de toegenomen aandacht voor jeugdliteratuur tijdens de wederopbouw na de oorlog. Er heerste grote bezorgdheid over de maatschappelijke en culturele ontwikkelingen en goede kinderboeken werden gezien als een middel om het tij te keren. Zo wees de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, J.M.L.Th. Cals, bij de opening van het congres Boek en Jeugd op 2 november 1951 op ‘de enorme betekenis, die een goede jeugdlectuur juist in deze tijd van vervlakking heeft’. De aanbeveling van dit congres om de voorlichting over jeugdlectuur te verbeteren, viel dan ook in goede aarde: al in 1952 gaf o en w hier subsidie voor. Het Bureau Boek en Jeugd, administratief ondergebracht bij de Centrale Vereniging van Openbare Leeszalen en Bibliotheken, begon op 1 november 1952 met zijn werk: de voorlichting over jeugdliteratuur en de promotie van ‘het goede kinderboek’. Directrice werd → Annie Moerkercken van der Meulen. Het bureau gaf inlichtingen aan het onderwijs, het jeugdwerk en het bibliotheekwerk en aan particulieren; zowel individuele adviezen als literatuurlijsten over veelgevraagde onderwerpen. Ook werden er reizende tentoonstellingen samengesteld van ‘verantwoorde’ jeugdlectuur. Een belangrijk aandachtspunt in de beginperiode was de verbetering van de jeugdcollecties in openbare bibliotheken. De benodigde documentatie bestond aanvankelijk vooral uit besprekingen die door jeugdbibliothecaressen waren gemaakt volgens het schema van → Louise Boerlage. Dit gebeurde in regionale ‘boekbesprekings-kernen’, die tevens een middel waren tot bijscholing en professionalisering. Ook was het Bureau betrokken bij de opleiding tot jeugdbibliothecaresse, de ‘jeugdopleiding’, in die jaren een part-time cursus voor mensen die al met een ‘assistentendiploma’ in de bibliotheek werkten. Een belangrijke activiteit was de kinderboekenweek, die - naar Amerikaans voorbeeld - in 1954 voor het | |||||||||
[pagina 2]
| |||||||||
eerst werd gehouden. De eerste keer vond dit kinderboekenfeest alleen in de bibliotheken plaats, vanaf 1955 werd het georganiseerd in samenwerking met de → cpnb. Bij de opening van de kinderboekenweek in 1955 werd voor het eerst de prijs voor het → Kinderboek van het jaar uitgereikt, ingesteld door de cpnb. Vanaf 1965 verzorgde het bureau de jaarlijkse gids voor jeugdlectuur Boek en Jeugd, een voortzetting van de jeugdboekengids De kleine vuurtoren, waarvan sinds 1927 zeventien afleveringen waren verschenen. In veel opzichten heeft Bureau Boek en Jeugd een voortrekkersrol vervuld in het bibliotheekwerk. Het begon bijvoorbeeld al in de jaren zestig met het centraal catalogiseren, dat vanaf 1971 voor het hele bibliotheekwerk werd ingevoerd. Het catalogusmateriaal werd bij het bureau gemaakt en op bestelling aan de bibliotheken geleverd. Ook liep het bureau voorop met de aanbieding van recensiekaartjes, enkele jaren later, op grond waarvan jeugdbibliothecaressen besloten boeken al dan niet in de collectie op te nemen. In andere opzichten was de sfeer behoudend. Zo leverde Boek en Jeugd geen catalogusmateriaal van boeken die niet aan de selectiecriteria voldeden, ‘omdat dit verlaging van niveau en mogelijk zelfs discriminatie van het goede boek inhoudt’, aldus Annie Moerkercken van der Meulen in 1971. | |||||||||
Dienst Boek en JeugdIn 1972 was Bureau Boek en Jeugd betrokken bij een fusie van de organisaties in het openbare bibliotheekwerk. De tot dan verzuilde verenigingen vormden het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum; en Bureau Boek en Jeugd werd een dienst van het nblc. Dit ging niet zonder slag of stoot. Aanvankelijk was het de bedoeling het bureau op te splitsen over verschillende diensten van het nblc. Directie en medewerkers verzetten zich met succes tegen dit plan, waarvan men vreesde dat het tot verlies van deskundigheid zou leiden: alle activiteiten bleven bij elkaar in de dienst Bureau Boek en Jeugd. In 1977 werd ‘Bureau’ uit de naam geschrapt, maar de activiteiten bleven bij elkaar. In deze periode kon Boek en Jeugd het aantal publicaties aanzienlijk uitbreiden. In 1971 was al gestart met een serie korte monografieën over auteurs en illustratoren, in 1974 verscheen de eerste aflevering van een serie vakpublicaties over jeugdliteratuur en jeugdbibliotheekwerk en van het vaktijdschrift En nu over jeugdliteratuur (sinds 1987 voortgezet als Leesgoed). Enkele jaren later werd een begin gemaakt met de ‘distributie van informatie’ door middel van documentatiemappen op basis van de knipselcollectie. Bibliotheken konden zich hierop abonneren, zodat de gebruikers het materiaal niet meer bij Boek en Jeugd hoefden aan te vragen maar het dicht bij huis konden vinden. Er verschenen twee series: Dokumentatie auteurs en illustratoren van | |||||||||
[pagina 3]
| |||||||||
jeugdboeken; knipselkrant jeugdliteratuur (sinds 1977) en Dokumentatie jeugdlektuur in thema's (sinds 1981). Bij de boekpromotie, later ‘leesbevordering’ genoemd, werd de sfeer opener. Het begrip ‘verantwoorde jeugdlectuur’ maakte plaats voor een genuanceerdere indeling. Dit hield verband met de discussies over de beoordeling van kinderboeken in de jaren zeventig, als gevolg van het optreden van de → werkgroepen en de opkomst van → kinderjury's. Ook de explosieve groei van het jeugdbibliotheekwerk speelde een rol: nadat het lidmaatschap van de openbare bibliotheek in 1975 voor kinderen gratis was geworden, verdubbelde binnen enkele jaren zowel het aantal jeugdleden als het aantal uitleningen van kinderboeken. Bij de samenstelling van keuzelijsten probeerde men titels te selecteren die geschikt waren voor kinderen met een zeer uiteenlopende achtergrond. | |||||||||
Informatiecentrum Boek en JeugdAls basis voor zijn voorlichtingstaak had Boek en Jeugd vanaf 1952 collecties kinderboeken, vakliteratuur en documentatie opgebouwd, die op den duur uitgroeiden tot een zelfstandig onderdeel. Sinds 1984 bestond de dienst uit twee afdelingen: een afdeling publicaties, die de voorlichtingstaak verzorgde, en een afdeling documentatie, die de collecties onderhield en ze toegankelijk maakte voor gebruikers van binnen en buiten het nblc. Een belangrijke verbetering van de dienstverlening op dit laatste gebied was de automatisering van de catalogi, die sinds 1992 online beschikbaar zijn. In 1993 onderging het nblc een ingrijpende reorganisatie die verband hield met de veranderde omstandigheden in de bibliotheekwereld en vooral de decentralisatie van de subsidiëring. De organisatie werd gesplitst in een vereniging en een stichting, die aanvankelijk beide de naam nblc hielden. De vereniging richtte zich als ‘brancheorganisatie’ op de belangenbehartiging van de openbare bibliotheken, de zakelijke activiteiten werden ondergebracht in de stichting (in 1997 omgezet in een bv onder de naam Biblion). De afdeling publicaties van Boek en Jeugd kwam bij de stichting, de afdeling documentatie bleef binnen de vereniging onder de naam ‘Informatiecentrum Boek en Jeugd’. Doordat de vereniging zich volledig op haar ‘kerntaken’ concentreerde, kwam dit centrum steeds meer in de marge van de organisatie terecht en was het voortbestaan niet meer vanzelfsprekend. Op aandringen van het ministerie van ocw ging Boek en Jeugd in 1997 over naar het Letterkundig Museum. De collectie vakliteratuur en documentatie werd geïntegreerd in de collecties van het museum, waar de informatie over jeugd- en volwassenenliteratuur één geheel vormen. De kinderboekencollectie, ruim 75.000 banden, werd in bruikleen gegeven aan de Koninklijke Bibliotheek. Op 1 november 1997, precies 45 jaar na de | |||||||||
[pagina 4]
| |||||||||
start van Bureau Boek en Jeugd, werd de geschiedenis afgesloten. | |||||||||
Bibliografie
52 Lexicon jeugdliteratuur |
|