Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw
(1879-1881)–Jan de Bruyne– Auteursrechtvrijverzameld en afgeschreven door Jan de Bruyne
[pagina 35]
| |
- LI - [Wysheyt, een moeder alre goeder dingen]aant.
Wysheyt, een moeder alre goeder dingen,
heeft Rethorica eerst geordineert,
op dat de menschen, die naer boosheyt dringen,
& ooyt van begin die ydelheyt aenhingen,
daer duer gesticht souden worden & geleert.
Douders, voertyts, in wysheyt gefondeert,
hebben duer Rethoricas excellencie
die volcken vermaent, onderwesen, geregeert,
duer geschierde woorden & eloquencie,
stellende rechten, wetten vol sciencie,
om redelyc te doen leven tvolck obstinaet.
Hier toe hielp hun Rethoricas invencie,
die oorspronck vande duecht is, beletster van tquaet,
der benauder conciencien toeverlaet,
die sy duer vertroostinge steldt te vreden.
Maer twerdt beclaecht van menich geest boven maet,
dat onverstandt dese const dus doet vertreden.
| |
[pagina 36]
| |
Alle dien, die tvolck tot duechden willen trecken,
moeten in dese const syn vervaren;
want geen redenen en doen den geest verwecken,
ten sy datmense lustich weet tontdecken.
Met dispositie den sin openbaren
voort eloquencie: dat is jent verclaren
die woorden met reyne prononciatie,
op dat die hoorders uit hert mogen bewaren
tegen dat geseyt wordt sonder turbacie.
Die aldus tvolck leert, hebbende gracie
van Rethoricas conste, werdich om prysen,
die doet veel menchen, duer syn informacie,
berou & leetwesen van sonden bewysen.
Doemen eerst Rethorica sach oprysen,
was dit haer officie in alle steden;
maer tdeert jonge geesten & oude grysen,
dat onverstandt dese const dus doet vertreden.
Alle dat const genaemt wordt opder aerden,
machmen duer nerstigheyt leeren metter tyt;
maer Rethorica, seer hooge van waerden,
can niemant duer syn selfs crachte aenvaerden;
| |
[pagina 37]
| |
want tis een gave van Godt gebenedyt,
een chierage syns woorts, doende profyt
alle dien, die hem wt der herten beminnen;
een schoon instrument, dwelck costelyc afsnydt
die boosheyt van veel verdoolde sinnen.
Cranckheyt des vlees doet sy dick gewinnen,
midts dat sy inwendich conforteert den geest,
onstekende therte vierich van binnen;
duer levende personagien aldermeest,
thoonende veel oude geesten diemen leest,
recht oftmen geschien sach dat lange is verleden.
Dus ist moeyelyc te sien, in dit foreest,
dat onverstandt dese const dus doet vertreden.
prinche.
Als voermaels heeren oft princhen yet bedreven
dat haer gemeente mochte mishagen,
twert hun behendich te kennen gegeven
duer die conste van Rethorica verheven,
op dat daer vrede syn soude tallen dagen.
| |
[pagina 38]
| |
Wilde tvolk murmureren oft clagen
tegens haer regenten? Twert haest geslicht
van subtyle geesten, die verre sagen,
duer wien oock kennisse der dingen comt int licht.
Aldus is Rethorica lieffelyc int gesicht
eerst gestelt, om den mens te maken bekent
redelycheyt; want meest Godts geboden opricht
hebben wt die redene haer fondament.
Alle bequame policyen, pertinent,
syet men duer Rethoricas daet verbreden:
maer droefheyt menich geest nu duerpre nt
dat onverstandt dese conste dus doet vertreden.
Per Heer buycht myn herte
|
|