Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 66]
| |
Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid...aant.Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid,
o gij die 'k deelzaam maak in mijn verderven:
ik zal wel buiten ruste moeten sterven,
waar gij de zweepe van mijn leven zijt.
Ik ben het peil-lood, aan me-zelf gebonden;
gij maakt me pijl die ge in de sterren schiet:
wat ik u, bitter van mijne onmacht, bied,
hebt gij allang in eigen vreugd gevonden,
o schoone en krachtige! Ik, alle ijlt gewijd,
gedoemd me-zelf de oneindigheid te schenken:
ik ben de slaaf van uw verbeide wenken,
gij die me beidt, mijn kind, gij die me beidt.
|
|