Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 65]
| |
Ik doe mijn maal...aant.Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten.
Helaas, van deze strenge schamelheid
zijt gij niet meer de blijde disch-genoote,
gij die niet meer mijn rust'ge zuster zijt.
Wij hebben saêm de vrome vreê bezeten,
betrouwend, ik, op al 't ervaren leed;
gij, mijne woeste driften ongeweten
in de effen plooien van uw wollen kleed.
Maar toen, bij zon en wind, de tijd genaakte
dat, traag gerijpt tot een doorrilde vrouw,
ge in 't eigen oog tot schrik en hoop ontwaakte',
ontwaakte in mij de hitte van den rouw.
- Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten,
en in mijn lip bijt de assche der begeert, -
o verre, o vreemde, o pijnlijke genoote
die deze disch ontbeert.
|
|