Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 64]
| |
Gij, die geen Vader wezen zultaant.Gij, die geen Vader wezen zult
dan door bekentnis onzer schuld:
Gij, die erkent Uw zonen
aan de' aêm van hun neêrslachtigheid,
of'dat ze, daar Ge aandachtig zijt,
U vloekend durven honen;
Gij, die de Zoon niet wezen kunt
dan waar Ge U menschlijk lijden gunt
en 't arme, laffe smalen
om wie Uw moeder is geweest;
Gij, die ten hemel niet en reest
dan door ter hel te dalen;
Gij, die als Geest U toonen moogt
alleen; wanneer het beest gedoogt
dat Gij het zult bewerken
in hoofd en nieren, en wanneer
Ge van het smartelijkste zeer
zijn loochnen gaat versterken;
- o Vader, die 'k vergeefs verzoek:
ik hoon niet, waar 'k me-zelf vervloek;
o Zoon, 'k gedenk mijn moeder
alsof ik-zelf heur had gebaard;
o Heilige Geest, ik ben de haard
dien 'k met mijn eigen voeder.
|
|