Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
'k Zwelg in Versterven...aant.'k Zwelg in versterven, ik die van het heetst begeeren
eens was de norsche en donker-vurige heraut.
De zwepe van mijn drift werd weelde van negeeren,
en 'k heb mijn nieuwe leên uit blinkende ijlt gebouwd.
'k Smeedde de zeis der oogste' opdat ze mij doorrete:
en, rot het ongeschuurde graan: ik sta gesteld
als wie geen voedsel kent dan ijzren bete aan bete,
en 't hoofd om doornen-wil met roode roze' omknelt.
Mijn Heer en zwarte God; het gaat tusschen ons beiden.
'k Heb te Uwer eere met ontberen mij omgord.
Gedoog mijn diensten, God, of vrees mijn medelijden
dat met zijn pijlen uit de hemelen U stort.
|
|