Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 54]
| |
Gij draagt het gladde mom der dood...aant.Gij draagt het gladde mom der dood;
uw oog is groot van lijden;
het naaste naken van den nood
heeft uwen mond gescheiden.
Reeds is het, of het laatste woord
uw lippe gaat verpaarsen.
Gij spert uw vingeren, doorgloord
van eeuwig licht, als kaarsen.
(Uw glimlach voert het bijster beeld
der eeuw'ge ontvangenisse.
Het lam des offers is gekeeld,
o gij, zijn blanke nisse.)
Gansch uw gedaante is als verklaard;
uw gang is eêl en zedig:
gij zijt gezuiverd, of gij waart
van zekerheên volledig.
En waar mijn eigen leên en brein
van levens-koortse dorden,
is 't, of mijn weiger medelij'n
mag eind lijk liefde worden.
|
|